Open Monumentendag | Thema: 'Erfgoed & Architectuur, gebouw(d) om te blijven'
Het landelijk thema is dit jaar 'Erfgoed & Architectuur', met de slogan 'Gebouw(d) om te blijven'. Wij stellen het zeer op prijs dat u een bezoek brengt aan de 39ste Open Monumentendag 2025 in onze fraaie Hanzestad Doesburg. In Doesburg zijn, naast een aantal musea, kerken, hofjes en tuinen, ook privéwoningen te bezichtigen. Daarin zijn wij redelijk uniek. Wij willen daarover graag een aantal zaken met u afspreken:
Tijdens uw bezoek in de privéwoningen
Realiseer u altijd dat u de woning van een ander betreedt; respecteer dat dit een privédomein is. Als bezoeker bent u te gast bij de eigenaren. Maak daarom géén foto's van het interieur. Het is aan de eigenaren wat zij u willen tonen. Bezoek daarom niet op eigen initiatief andere delen van de woning. Sommige monumenten kunnen zeer druk bezocht worden. Wij werken dan met een tijdslot. Een toelaatbaar aantal bezoekers kan worden binnen gelaten, waarna de deur zal worden gesloten. U kunt dan wachten op de volgende ronde.
Wij vertrouwen erop dat u onze voorwaarden aanvaardt en onze ‘open monumenten’ met respect bezoekt. Realiseer u dat uw gedrag bepalend kan zijn voor de toekomstige openstelling van monumenten door huiseigenaren. Wij danken u voor uw begrip.
Comité Open Monumentendag Doesburg 2025
Panden in alfabetische volgorde en onderaan de Hoge Linie, Lage Linie en Vispassage.
Bergstraat 53

Dit pand staat in een rijtje huizen met de nummers 45 tot en met 53; ieder van bescheiden omvang en gelegen in de oostelijke gevelwand van de Bergstraat. De Stichting Stadsherstel richtte zich in de jaren zeventig niet op deze huizen, maar vooral op de restauratie van de grote ‘monumentale’ panden, die bijna allemaal werden bewoond door rijke families. Vanaf de jaren tachtig echter restaureerde de stichting ook arbeidershuisjes, zoals de Bergstraat 43 tot en met 47. Dit stimuleerde ook de eigenaren van andere panden, zoals van Bergstraat 53, om hun huis te renoveren.
De panden zijn waarschijnlijk allemaal tegelijkertijd gebouwd na de grote stadsbrand van 1614. De daken waren voorheen van riet of stro, maar werden daarna met steen en dakpannen gebouwd. Dit bouwproject moet tussen 1615 en 1617 tot stand zijn gekomen. De nummers 45 tot en met 53 zullen wat betreft hun oorspronkelijke voorgevels te vergelijken zijn geweest met de trapgevel van Bergstraat 43. De gevels van 47, 51 en 53 zijn uitgevoerd in baksteen, de overige zijn gepleisterd. Nummer 53 heeft een middeleeuwse kelder en deels heel oude zijmuren, maar is verder aangepast. Volgens de kadastrale kaart van 1832 hebben in deze panden diverse ambachtslieden gewoond; een timmerman, barbier, kleermaker, knopenmaker en metselaar.
De percelen reiken allemaal tot aan de oude stadswal en hebben daar een tuin of schuur. In een grijs verleden heeft de eigenaar van nummer 51 uit geldgebrek zijn tuin verkocht aan nummer 53. De keuken van nummer 53 ligt nu aan de stadswal. De tuin achter nummer 51 is nu eigendom van nummer 53. Oorspronkelijk zal dit huis donker en vochtig geweest zijn. Het huis heeft geen kruipruimte en ligt – op het stuk met de kelder na - direct op het zand. Geen wonder dat eerdere bewoners deze huizen na de oorlog graag verruilden voor comfortabelere woningen. Gelukkig hebben dubbel glas, spouwmuurisolatie en thermostaatknoppen het wooncomfort de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd. Hopelijk kunnen we daar over niet al te lange tijd zonnepanelen aan toevoegen.
Boekholtstraat 19 (Museum 40-45 De Maurits)

Rond 1880 werd op de hoek van de Boekholtstraat en de Heerenstraat een drieklassige school gebouwd, de Bijzondere Christelijke School, die in gebruik was van 1881 tot 1907. Tegenwoordig vind je hier twee panden: Boekholtstraat 17 en Boekholtstraat 19. Het linker deel van het gebouw is aangepast en kreeg een woonfunctie, in het rechterdeel is oorlogsmuseum ‘De Maurits’ gevestigd. In de voorgevels van beide panden zie je dat in de vlakverdeling van de oorspronkelijke gevel er een herhaling is in breedte van vensters en van steunpunten. In de gevel van Boekholtstraat 19 zijn de geveltraveeën van de twee hoge ‘klaslokaalramen’ het meest origineel. Later is er een van deze traveeën een deur geplaatst.
Het particuliere Museum De Maurits is eigendom van Sjors en Rosalie Riewald. De collectie is opgebouwd door de vader van Sjors, Herman Riewald. Zijn interesse voor de Tweede Wereldoorlog ontstond toen hij als jongetje op zijn zwerftochten door de uiterwaarden van de IJssel oud oorlogstuig vond, zoals bajonetten, en dit begon te verzamelen. De meeste voorwerpen zijn daarna verkregen door ruil of schenking. Als stille getuigen van die oorlogsjaren toont het museum gevechtsvoorwerpen, communicatiemiddelen, tijdschriften, propagandamateriaal, persoonsbewijzen, illegale blaadjes enzovoort. Voor de grote collectie oorlogsboeken (ca. 800 stuks) is slechts gedeeltelijk plaats.
In 1971 kreeg Sjors Riewald de beschikking over het pand Boekholtstraat 19. Voor die tijd was het opslagruimte en stalling van de VIVO-winkel, die er tegenover was gevestigd.
Boekholtstraat 22 -26 (Doesburgsche Mosterdmuseum)

In 1850 telde Doesburg nog zes ambachtelijke mosterdfabriekjes. Veel mosterdfabriekjes zijn ondertussen verdwenen, maar gelukkig is de Doesburgsche Mosterdfabriek nog springlevend. In 1974 verhuisde het fabriekje wegens gebrek aan ruimte naar de Boekholtstraat 22-26, waar een onbewoonbaar verklaarde woning werd omgetoverd tot een werkend mosterdmuseum en je nu kunt zien hoe op ambachtelijke wijze boerenmosterd wordt gemaakt. Het Doesburgsche Mosterdmuseum is tijdens Open Monumentendag 2024 vrij toegankelijk, je kunt het mosterdmuseum bereiken via de authentieke winkel. Museum, winkel en fabriek vormen samen een unieke plek waar je letterlijk en figuurlijk kunt proeven aan de rijke geschiedenis van de ambachtelijke mosterdmakerij.
Waarschijnlijk dateert dit pand uit 1615, dit blijkt uit nog aanwezige muurankers. Na ontpleistering van de voorgevel werd duidelijk dat, behalve in de zij- en achtergevel, ook in de voorgevel nog resten van vensters zaten. De getoogde bovendorpels van twee bakstenen kruisvensters bevinden zich nog in het muurwerk, alsmede een segmentboog van waarschijnlijk een deurpartij. In de eerste helft van de negentiende eeuw werden evenwel nieuwe raam- en deuropeningen ingebroken en kreeg het linkergedeelte een bedrijfsfunctie. Twee hemelwaterafvoeren markeren de scheiding tussen beide panden. Boven de deur van nummer 20 bevindt zich nog een muuranker met het woord ‘anno’. Het anker dat het jaartal aangeeft bevindt zich dus in het buurpand. Er is bij dit pand duidelijk een verband tussen gebouw en historische verkaveling.
Gasthuisstraat 1 (Lalique Museum)

Dit rijksmonument bestaat uit twee verschillende panden, Gasthuisstraat 1 en Gasthuisstraat 8. In de panden nummers 1 en 8 is thans het Lalique Museum gevestigd. Zij hebben een wisselende collectie en zijn toegankelijk met een museumjaarkaart.
De gepleisterde gevel van nummer 1 dateert uit het midden van de 19e eeuw. De zijgevel is duidelijk van veel vroegere datum. Dit grote pand heeft vroeger zeker uit twee panden bestaan. Het linkerdeel had vermoedelijk een eigen ingang aan de voorgevelzijde. Dit deel is vrijwel zeker een woonhuis met bedrijfsruimte geweest, te zien aan de hijsbalk en hijsopening op de verdieping.
Het rechterdeel heeft een mooie driedeling in de gevel. De toegangspartij bestaat uit dubbele kussendeuren met bovenlicht en klassieke omlijsting.
De gevel dankt het levendige en voorname aanzien aan de zware geprofileerde kroonlijsten tezamen met de vensterluiken en de glas-in-lood ramen. De schilddaken zijn gedekt met oudhollandse pannen.
Bijzonder fraai is de schouw in de woonkamer.
De oudst bekende akte van verkoop is 1605. Waarschijnlijk is het pand ouder. In 1647 is er sprake van de koop van het “huijs met een klein hoefken”. In 1832 laat de koopman Jan van ’t Haaff het pand grondig verbouwen.
Enige jaren geleden is het pand prachtig gerestaureerd. De naam 'Gerheysnhof' verwijst naar één van de historische eigenaren.
Gasthuisstraat 21-39 (Gasthuishofje)

Het Gasthuishofje bestaat uit een hoofdgebouw, de voormalige ‘provenierswoningen’ en enkele appartementen aan de naastgelegen Gasthuisstraat. Het hoofdgebouw en de provenierswoningen zijn rijksmonumenten en liggen rondom een openbare binnentuin tegenover de Gasthuiskerk. Bij de laatste renovatie van de provenierswoningen (1973) zijn elke twee woningen samengevoegd tot één woning, waarbij de oude gevelindeling is gehandhaafd. Het Gasthuishofje telt daardoor negen (sociale) huurwoningen.
In de middeleeuwen vormden het hoofdgebouw met de kerk, de provenierswoningen en een brouwerij samen het Gasthuis. Het werd gesticht kort na 1337 en was in het begin bedoeld voor oude gebrekkige mensen en zieke of arme reizigers. De bierbrouwerij (Gasthuisstraat 13-17) was tot de negentiende eeuw een van de belangrijkste brouwerijen van de stad, in 1823 de werd de brouwerij omgebouwd tot lagere school.
De Gasthuiskerk kreeg later meer de functie van kapel, gewijd aan Sint Antonius, omdat het belangrijkste altaar aan Sint Antonius was gewijd.
De provenierswoningen (Gasthuisstraat 31-39) waren bedoeld voor mensen die het zich konden veroorloven een provenierswoning te kopen. Hun bezittingen vervielen dan na hun overlijden aan het Gasthuis, maar ze waren verzekerd van een goede verzorging op hun oude dag. Behalve huis¬vesting voor deze ‘kostkopers’ verstrekte het Gasthuis ook goederen in natura aan de armen. In de winter werden, tot in de negentiende eeuw, brood en andere voedingsmiddelen uitgedeeld.
Het Gasthuis mocht zelf varkens houden. De dieren liepen echter los in de stad en werden vermoedelijk door de burgers gevoerd. Het vlees van de geslachte varkens werd in de slachtmaand verdeeld onder de armen, de zogenaamde Antoniusvarkens. Het Gasthuishofje is eigendom van de stichting Gestichten Doesburg.
Gasthuisstraat 41 (Gasthuiskerk)

De Gasthuiskerk is een monumentaal kerkgebouw dat rond 1340 begon als gasthuis, als onderdeel van het complex ‘het Gasthuis’. In de loop der jaren werd het gebruikt als kerkgebouw door diverse geloofsgroepen. Vanaf 1790 was de kerk eigendom van de Lutheranen, vanaf 2000 werd de kerk ook gebruikt door Remonstranten. Voor hen is tegen de achterwand een zogenaamd kabinetorgel geplaatst; een pijporgeltje met pijpen uit het midden van de achttiende eeuw, afkomstig uit het ‘Fraterhuis’.
De kerk bestond oorspronkelijk uit een beuk met een zijbeuk. De zijbeuk is bij de inname van de stad in 1572 grotendeels vernield. De resten van de zijbeuk zijn nu nog te zien aan het metselwerk van het bestaande gebouw. Bij de verbouwing in 2013/2014 bleken ook de funderingsresten van de zijbeuk nog in de grond aanwezig te zijn.
De muurschilderingen en fresco’s in de kerk kwamen tevoorschijn tijdens de restauratie van 1967-1971. De achttiende-eeuwse kansel komt uit de voormalige Kruiskerk te Heerenveen, de Doesburgse antiquair en meubelmaker Romp restaureerde de vervallen kansel. Het orgel van de orgelbouwer Naber uit Deventer dateert uit 1845. Boven op de orgelkast staat het symbool van de Lutheranen: de zwaan die letterlijk en figuurlijk uit de vlammen herrijst.
De Gasthuiskerk is in 2010 door de toenmalige Gestichten van Weldadigheid Doesburg gekocht van de Lutherse gemeente. De Gestichten Doesburg heeft het gebouw in 2011 gerestaureerd en besloten de Gasthuiskerk geschikt te maken voor uiteenlopende, kleinschalige bijeenkomsten.
Dit leidde tot allerlei bouwkundige aanpassingen, zoals een nieuwe glazen toegang. Op de plaats van de zijbeuk is ook een nieuwe glazen aanbouw (foyer) geplaatst met grote eiken deuren naar de kerk, zodat beide ruimten bij evenementen samen kunnen worden gebruikt. Bij al deze aanpassingen werd de oude Gasthuiskerk zoveel mogelijk zichtbaar gehouden, zowel binnen als buiten.
Heerenstraat 19

Dit pand is nog een gaaf voorbeeld van een historische, mogelijk nog uit de zeventiende eeuw stammende stadsboerderij. Het boven de voordeur geplaatste zoldervenstertje was vroeger een hooiluik. Zowel de vensters met luiken en zes-ruits schuiframen als de paneeldeur met bovenlicht hebben als afsluiting een gepleisterde strek met doorgestoken geboortestenen en een sluitsteen. Deze onderdelen behoren niet tot de gevel van 1805, maar zijn zestig jaar later aangebracht.
In de opening van de bedrijfsdeuren is eind vorige eeuw een glazen pui aangebracht. Op de achtergevel sluit een haaks op het voorhuis geplaatst woonhuisje aan, met deels gepleisterde gevels, waarin sporen van bakstenen kruiskozijnen. Samen met de eiken houtconstructies van de daken wijzen deze vensters op de hoge ouderdom van het pand. Het achterhuis heeft verder een oude kelder met een tongewelf. Het voorhuis bezit eikenhouten ankergebinten. De kap van het achterhuis heeft eiken jukspanten, geplaatst op een oude enkelvoudige balklaag met sleutelstukken onder de balken. Samen met de er links naast gelegen voormalige stadsboerderij Heerenstraat 17 vormt het pand een karakteristiek ensemble te midden van al zeer oude grote woonhuizen
Kadastraal vormde het perceel vroeger een geheel met het tegenoverliggende oude woonhuis Heerenstraat 16. Wellicht was de boerderij aanvankelijk bestemd als koetshuis bij Heerenstraat 19. Op het kleine erf achter de boerderij bevond zich een kleine stal voor het jongvee en een of twee varkens, stonden er hokken voor kippen en konijnen en was er (natuurlijk) een mestvaalt. Op de deel was een paardenstal gebouwd. Het oude achterhuis deed in de winter dienst als stal voor de melkkoeien, Nu is het gehele pand als woonhuis ingericht, maar de vele nog aanwezige oude bouwsporen houden de band met het verleden vast.
Heerenstraat 22 (Gereformeerde Kerk - vrijgemaakt)

De hoofdvorm van de kerk dateert uit de late middeleeuwen. De opzet (forse hoogte, steile kap) is laatgotisch. De kerk omvat twee aan elkaar getrokken huizen. Het voorhuis grenst aan de straat, het achterhuis is het hogere gedeelte van de kerk en heeft een gewelfde kelder.
Restanten van de vroegere scheidingsmuur zijn binnen nog zichtbaar: de uitstekende delen links en rechts.De voorgevel in renaissancestijl (trapgevel met de natuurstenen sierelementen, lijsten en sierankers) dateert uit de 17e eeuw. De neogotische gietijzeren vensters met de glas-in-lood panelen en de toegangsdeuren zijn laat 19e-eeuws.
De kapconstructie is geheel van eiken en de zoldervloer heeft brede vloerplanken. Het raam boven de kansel dateert uit 1975. De heilige stelt Maria voor; zij verscheen in 1917 in het Portugese Fatima.
Het kerkgebouw dateert uit de 15e eeuw en was tot 1877 in gebruik als woonhuis. Het pand was ooit eigendom van de Hertog van Gelre.
In 1877 vindt de verbouwing tot kerkgebouw plaats: de gevels worden grondig verbouwd, de oude vensters dicht gemetseld en vervangen door de gietijzeren vensters. De scheidingsmuur en de verdiepingsvloeren worden uitgebroken. Het pand wordt dan in gebruik genomen door de Christelijk Gereformeerde Kerk. Dit duurt tot 1972. In 1948 vindt er nog een restauratie plaats. Na 1972 kwam de naam ‘Fatimakerkje’ in omloop, genoemd naar de behoudende katholieke gemeenschap die de kerk tot ca. 1990 gebruikte. Daarna was er een theater voor kleinkunst in de kerk gevestigd.
In 1995 koopt de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) het pand en herstelt grondig het interieur. Veel onderdelen worden opgeknapt en geschilderd, er komen ook passende verlichtingskronen. De aankoop en het herstel zijn mogelijk gemaakt door grote inzet van eigen kerkleden en een landelijke actie. Vanaf 1996 doet het gebouw officieel weer dienst als kerk.
Dankzij een aanzienlijke subsidietoezegging van Monumentenzorg kan in 1998-99 het exterieur aangepakt worden. Er volgt een grondige restauratie waarbij de daken, goten en gevels hersteld worden.

Kerkstraat 4 (Grote of Martinikerk)

In 1237 kreeg Doesburg stadsrechten. Het stadje had weliswaar al een kerk, maar er verrees toen al snel een Romaanse kerk op de plek waar nu de laatgotische Martinikerk staat. De contouren van deze Romaanse kerk zijn in de vloer van de huidige Martinikerk zichtbaar gemaakt. De bouw van de Martinikerk begon rond 1380 en werd rond 1530 in de nu nog bestaande vorm en omvang voltooid. De Grote of Martinikerk werd de eeuwen daarna helaas geteisterd door meerdere rampen; op panelen in de Martinikerk wordt de woelige geschiedenis van de kerk uitgebreid verteld.
Zo werd de toren van de Martinikerk, die met zijn 94 meter de hoogste uitkijkpost van Gelderland is, op 15 april 1945 door de Duitsers opgeblazen. De herbouw van de toren werd in 1972 voltooid, compleet met het carillon en de luidklokken. Ook tijdens Open Monumentendag 2023 speelt de beiaardier het carillon met zijn 48 klokken meerdere keren. Ook zijn er torenbeklimmingen, zie het programma.
De kerk is nog in gebruik voor erediensten, maar om de kerk bruikbaar te maken voor concerten en dergelijke, zijn er twee serviceblokken gerealiseerd. In het noordelijke blok is op de eerste etage het Zilvermuseum gevestigd, waar een groot aantal fraaie zilveren mosterdpotjes te zien is.
De consistoriekamer aan de noordoostzijde van de kerk wordt gebruikt als stiltekapel, die alle dagen van negen uur ’s morgens tot zonsondergang bezocht kan worden.
Kerkstraat 11 (Commanderij, Lalique Museum)

Het is één van de oudste gebouwen (13e eeuw) van Doesburg: de "Commanderije". Het was het voormalige hof van de Duitse orde en residentie van de commandeurpastoor. Sinds 1286 maakten de pastorie en haar eigendommen deel uit van de Duitse ridderorde Balij van Utrecht. De Doesburgse pastoors werden door deze orde benoemd. Zij droegen als beheerders van de pastorie of commanderiegoederen de titel: “Commandeur der Duitse orde”.
Tot tweemaal toe werd de kerk door blikseminslag en brand zwaar beschadigd. De herstelwerkzaamheden drukten zwaar op de financiën van de commanderij. In 1590 ging de kerk over in protestantse handen en bijna zestig jaar later besloot de Orde de commanderij geheel van de hand te doen.
Er hoorde een kapel bij; de ingang lag waar zich nu de toegang tot de “Commanderije” bevindt. Sedert de voltooiing van de Martinikerk werden er geen diensten meer gehouden. De kapel raakte in verval en werd in 1573 afgebroken.
De gemeente Doesburg kocht het pand in 1657 om het als weeshuis in te richten. De straatzijde werd afgesloten met een gemetselde muur. In deze muur zat een poort met een toog. De sluitsteen is nog te zien in museum “De Roode Tooren”. De weeskinderen gingen door deze poort.

Eigenlijk is de huidige ingang aan de verkeerde kant, dat wil zeggen, vermoedelijk aan de achterkant van het gebouw te zien vanuit de Heerenstraat. Daar zijn twee gotische trapgevels en een prachtige, onlangs grotendeels opgeknapte achtergevel te zien zijnde achtkantige traptoren. Hierin was vroeger het oude trappenhuis naar de eerste verdieping aangebracht. In deze gevel zit ook een wapensteen uit het midden van de 16e eeuw: een balk en drie schelpen, gedekt door een steil fronton met uitstekende manskop. In deze gevel bevindt zich eveneens een beeldje van St. Antonius.
Sedert eind 18e eeuw deed het pand dienst als concertzaal, sociëteit en bioscoopzaal. Op de eerste verdieping is ooit een vrijmetselaarsloge gehuisvest.
In 2023 heeft het Lalique Museum haar intrek genomen in een deel van de gerestaureerde Commanderij van Doesburg uit 1286. Gelukkig heeft er een grondige renovatie plaatsgevonden, mogelijk gemaakt door de giften van een groot aantal organisaties, particulieren en stichtingen. Het hoofdgebouw is grondig gerestaureerd en er is een oostvleugel aan toegevoegd. De eerder genoemde traptoren is wederom in ere hersteld en verbindt na de grote opening in 2026 de prachtige kelder met de rest van het gebouw. Verder zullen er de ruimtes zoals de vrijmetselaarsloge, de juwelenkamer, het entreegebouw en de museumtuin in de zeer nabije toekomst worden gerealiseerd.
Tijdens de Open Monumentendag op 13 September zal er om 12.00 uur een gratis rondleiding worden gegeven door drs. Santino Melssen, voorzitter Société Lalique Pays Bas. Deze zal starten bij de ingang aan de Kerkstraat.
Een bezoek aan het museum zelf is zeker de moeite waard maar U dient wel de gebruikelijke entreeprijs te voldoen . Zie: www.laliquemuseum.nl.
Kloosterstraat 15 (Het Arsenaal)

Het Arsenaal Doesburg met de aangrenzende kapel behoorden tot het Grote Convent en werd gesticht als begijnhuis. In de eerste vermelding in de archieven (1334) wordt het omschreven als ‘Convent van St. Maria Opten Grave’ (klooster Mariëngraven). De bewoonsters krijgen in 1446 toestemming om zich aan te sluiten bij de Derde Orde van Sint Franciscus en het begijnhuis krijgt de status van klooster (Convent). Ten gevolge van de Reformatie worden alle katholieke mannelijke geestelijken gedwongen de stad te verlaten. Voor de zusters wordt echter een sterfhuisconstructie opgezet. Na de Reformatie wordt de stad Doesburg eigenaar van het complex. In 1733 komt het in militaire handen: de gebouwen aan de Kloosterstraat worden ingericht als kazerne. Het somber ingerichte gebouw wordt bestemd als Arsenaal.
Na jaren van leegstand met verschillende eigenaren is Het Arsenaal Doesburg weer volledig tot leven gekomen. Op 13 september 2014 wordt het heropend, maar nu als multifunctioneel gebouw waarin verschillende activiteiten plaatsvinden. De geschiedenis van het pand blijft in leven door de zichtbare oude bouwstijlen, authentieke balken en hoge plafonds op de begane grond. Vergeet niet te kijken in de historische kelders met nog de originele vijftiende-eeuwse gewelven.
In de historische kelders is op Open Monumentendag 2024 de publieksopening van het nieuwe bezoekerscentrum ‘Doesburg Vertelt’: een audiovisuele presentatie over de Doesburgse geschiedenis.


Koepoortstraat 2 (Stadsbierhuys De Waag)

De Waag, ook wel het ‘Hoge Huus’ genoemd, is het oudste bierhuis van Nederland (1478) en neemt een prominente plek in Doesburg in. In de voorgevel in Nederrijnse gotische stijl, met grote trappen en pinakels, bevinden zich prachtige korfbogen boven de ramen. In de kelder steunen de ribloze kruisgewelven in het midden op twee gemetselde vierkante pijlers, ze behoren nog tot het oorspronkelijke werk.
Iedere stad diende in vroegere tijden een ‘Waag’ te hebben waarop andere zgn. wagen geijkt werden. Deze Wagen waren openbare weeghuizen waarin de evenaars en balansen voor het officiële afwegen werden opgesteld. De goederen werden van gemeentewege gewogen. Boven de weegruimte bevonden zich vaak, net zoals in dit pand, zalen en/of ruimtes voor bestuursleden.
Uit archieven blijkt dat er op deze plaats al in 1389 een gebouw stond. In 1707 werd de oude gevel afgebroken en vervangen door een tuitgevel. Voor- en zijgevel kregen een pleisterlaag. Tot 1943 was De Waag eigendom van de gemeente Doesburg. In de Tweede Wereldoorlog deed het pand enige jaren dienst als distributiekantoor. De Stichting tot Instandhouding van goederen en rechten van het huis Bergh uit ’s Heerenberg kocht het pand in 1947. De herbouw in de oorspronkelijke Nederrijnse gotiek vond plaats 1947-1949, waarbij de pleisterlaag geheel werd verwijderd.
Koepoortstraat 26 (voormalig tramstation, VVV kantoor)

Dit 'Laatgotisch huis' van het Nederrijnse type is een groot vrijstaand woonhuis waarvan de kern gevormd wordt door een L-vormige aanleg. De hoofdvleugel is gesitueerd langs de Koepoortstraat en bevat - naast twee grote kelders - een begane grond en een verdieping. De begane grond was oorspronkelijk zeer hoog en werd in de negentiende eeuw door een tussenvloer verdeeld in twee lagen. Gotische sleutelstukken en de oorspronkelijke eikenhouten kappen wijzen op een bouwdatum van omstreeks 1500.
De gevel is door een geprofileerde bakstenen waterlijst in een hoge begane grond verdieping met insteek en een lage bovenverdieping verdeeld. De vensters zijn omvat door geprofileerde nissen met korfboogachtige afdekkingen. De ramen en deurpartij zijn uit de 19e eeuw.
Het huis kent een bewogen geschiedenis. In de 17e eeuw woonden er telgen van plaatselijke belangrijke families, zoals baron De Roode van Heeckeren. Aan het eind van de 18e eeuw werd het huis, dat in deze tijd 'de Pauw' heette, bewoond door een Joods echtpaar, de bankiersfamilie Gomperts, een gedeelte van het huis mocht door hem worden gebruikt als sjoel.
Een groot deel van de 19e en 20e eeuw was in het pand met woonhuis een bierbrouwerij en een bottelarij annex ijsfabriek gevestigd.
In 1955 werd het pand uitwendig gerestaureerd door architect Nico de Wolf. Ook bekend van de restauratie van De Waag en het Stadhuis. Hierbij werd de voorgevel 'ontpleistert' en werden de trapgevels aan weerszijden van het hoge zadeldak hersteld.
Na de oorlog was het pand een kantoor en koffiehuis van de Gelderse tramwegmaatschappij. Aan die periode herinnert een luikje in de zijgevel aan de Hoogestraat, waarachter een telefoonloket schuil gaat.
Het pand werd in 1980 eigendom van de Vereniging 'Hendrick de Keyser' te Amsterdam. Deze vereniging die zich inzet voor het behoud van historisch waardevolle gebouwen in Nederland heeft dit pand begin 2000 opnieuw opgeknapt, nu ook inwendig. Hierbij zijn echter enkele belangrijke oude kloosterkozijnen in de tussenmuren verloren gegaan.
Achter het hoofdblok bevindt zich langs de Hogestraat een lage achtervleugel met gotische trapgevel. Onder het pand zijn kelders met tongewelven.
Momenteel is de VVV Doesburg er gevestigd en neemt het pand weer een centrale rol in.
Koetsveldstraat 7
Dit huidige fraaie Gemeentelijk monument is het resultaat van de eerste restauratie door de Stichting Stadsherstel in de begin jaren ’80. Na de voltooiing van deze restauratie werden er door de Stichting in hoog tempo panden aangekocht, gerestaureerd en verkocht.
Mede door de inzet van deze Stichting Stadsherstel zijn vele historische panden gered van de slopershamer. Vele panden in die tijd hadden te lijden onder achterstallig onderhoud of waren zelfs onbewoonbaar verklaard.
Voor het herstel bezat dit huis een overwegend negentiende-eeuwse uitstraling. Bij het herstel van de gevels kwam echter metselwerk van een hoge ouderdom in het zicht, met sporen van dichtgemetselde bakstenen kruisvensters. Door op de toen herstelde muren een dunne pleisterlaag aan te brengen bleef het historische metselwerk met zijn bouwsporen zichtbaar. In de zijgevel zijn nog mooie oude Y- en X-vormige ankers bewaard gebleven.
Voor dit pand wordt ook wel de benaming “Zaalhuis” toegepast. Binnen in het huis wordt dit wel duidelijk... verdiepingsloos dus.
De woningen aan de Koetsveldstraat zijn van oorsprong vaak zeer eenvoudig. Vanaf de negentiende eeuw werd deze straat grotendeels bevolkt door stadsboeren en ambachtslieden.
Kosterstraat 19c

Lopend door de Kosterstraat, zou je niet vermoeden dat Kosterstraat 19 eigenlijk een intrigerend woonhuiscomplex is: drie panden uit begin 1500. Loop je door het poortje links van het woonhuis met nummer 19a, dan kom je op een sfeervol achtererf. Hier sta je onverwacht oog in oog met een intrigerend laatmiddeleeuws woonhuiscomplex dat gebouwd is op een binnen-erf en bestaat uit drie bouwdelen ofwel drie woonhuizen. Dit binnen-erf met de intieme sfeer van een begijnhofje doet vermoeden dat we hier te doen hebben met een middeleeuws stedelijk hof; het winterverblijf van een aanzienlijke familie.
Oorspronkelijk waren de achterliggende panden alleen bereikbaar via de voordeur van 19a en een brede gang naar de huizen 19b en 19c. De fraaie gevel van 19a aan de straatzijde is er in de vorige eeuw voorgezet. Het aardige poortje is van de hand van restauratie-architect Ovink en is ontstaan in 1978. Op de plaats waar nu het binnenpleintje is, stond in ieder geval in 1695 al een schuur. De aanzetten van de daken hiervan zijn in de gevels van 19b en 19c herkenbaar. In het verlengde van het poortje liep in de middeleeuwen een ‘kerkepad’, dat de huidige Kosterstraat verbond met het vroegere nonnenklooster (het huidige Arsenaal).

Woonhuis Kosterstraat 19c is uitgevoerd met een zadeldak tussen puntgevels. Bij een restauratie in de jaren tachtig is dit zestiende-eeuwse pand weer voorzien van de oorspronkelijke kruisvensters en topgevelvensters. Er waren namelijk nog resten zichtbaar van de oorspronkelijke natuurstenen kruisramen, wat leidde bij de restauratie leidde tot het terugbrengen naar het alleroudste stadium. Bij de restauratie van Kosterstraat 19b is gekozen voor een latere periode en zijn de raampartijen voorzien van een zesdelige indeling. Helaas zijn de panden 19a en 19b niet opengesteld.
Meipoortstraat 39d (Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum)

In de loop van 2021/2022 is het Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum van Doetinchem naar het Gildehofje in Doesburg verhuisd. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was dit een wat desolaat binnenterrein. Rechts achterin was een grote garage voor vrachtauto’s.
In de Meipoortstraat bevonden zich twee garagebedrijven: op nummer 23 Van der Kolk (in baksteen staat in de gevel nog ‘garage’) en op de hoek van het huidige Gildehof garage Donderwinkel.
Donderwinkel bouwde in die tijd een rijtje garageboxen aan de linkerzijde op het terrein achter zijn bedrijf. Er kwamen echter nieuwe milieuregels en uiteindelijk werden beide garagebedrijven sloten.

In de grote garage rechtsachter kwam een horecabedrijf, speciaal voor bussen met dagjesmensen, maar tegenwoordig is dit een gezellig café. De garages aan de linkerkant ondergingen een ware metamorfose: nu huizen er kleine winkeltjes met snuisterijen.
In de laatste twee winkeltjes en de voormalige azijnmakerij is het Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum gevestigd. Aanvankelijk was het een museum over de geschiedenis van het openbaar vervoer, met name de GTW, de Gelderse Tramwegen in de Achterhoek.
Later is daar een collectie oud speelgoed bijgekomen, zoals spelletjes en poppenhuizen. Het speelgoed wordt gepresenteerd in vitrines die in nostalgische Dickensachtige omgeving zijn geplaatst.
Dit jaar is het thema van het museum: 'De Gelderse Tram door Doesburg’. Vanaf juni 1881 reed er door het centrum van Doesburg een stoomtram over het traject Dieren-Doesburg-Doetinchem. De tramdienst werd verzorgd door de Geldersche Tramweg Maatschappij. Op het traject reden zowel goederen- als personentrams. De laatste stoomtram reed op 31 augustus 1957 door Doesburg. De tramrails werden verwijderd, maar zijn nu nog in enkele straten door donkere stenen zichtbaar in de bestrating.
Speciaal voor Open Monumentendag 2024 is het museum toegankelijk tegen gereduceerd tarief.
Meipoortstraat 57

Het pand is het bescheiden buurhuis van het grote gotische hoekhuis op nummer 59.
Het betreft een eenvoudig huisje, gebouwd in traditionele stijl met een bakstenen gevel en met houten balklagen. Boven de toegangsdeur is een sierlijk bovenlicht aangebracht.
Het oorspronkelijke huis werd in 1945 volledig verwoest.
In afwachting van de restauratie van het gotische hoekpand, heeft in 1955 de Doesburgse architect Nico de Wolf een herbouwontwerp gemaakt voor nr. 57. Hij gebruikte hiervoor de maten van het oorspronkelijke huisje.
Het werd een woonhuisje met woonkamer en keuken op de begane grond en slaapkamers op de eerste verdieping en zolder.

Tijdens de bouw werd de bestemming gewijzigd in woon/ winkelpand en verhuisde de woonkamer naar de eerste verdieping en de slaapkamers naar de verdieping en de zolder.
Het werd in 1958 overgedragen aan Vereniging Hendrik de Keyser.
Momenteel wordt het pand bewoond door de Doesburgse ondernemer / fotograaf Ruud Smit.
Op de begane grond is zijn galerie. Er valt een analoge foto expositie te bewonderen.
Meipoortstraat 59 (Huis Optenoord, Galerie Art Deco)

De imposante trapgevel van Huis Optenoord is gereconstrueerd bij de ingrijpende restauratie van 1960. Het hoofdgedeelte van het huis is verdeeld in een hoog voorhuis en binnenhaard met insteekvloer.
Het huis heeft nog zijn oorspronkelijke laatmiddeleeuwse kap en bevat nog verschillende gotische sleutelstukken.
De achtergevel langs de Bergstraat werd, zoals blijkt uit jaartalankers in de gevel, aangebouwd in 1611.
Het buurpand Meipoortstraat 57, dat van oudsher bij het grote hoekhuis hoorde, werd verwoest in 1945 .
Dit pand behoort tot de iconen van laatmiddeleeuwse bouwkunst in Doesburg. In 1519 betaalde eigenaar Gerrit opten Oirde (Optenoort) voor het huisperceel en het oliemolenperceel. Vanaf 1515 was hij schepen, burgemeester en stadsrentmeester.

In 1550 heeft de oliemolen plaats gemaakt voor ‘een voederhuis’ mogelijk een stal. Vanaf begin zeventiende eeuw is het geheel in bezit van Adriaan van Bueckevoort. Er is dan sprake van een brouwerij met driekamerwoning (jaarankers 1611).
In 1832 is het geheel via schenking in bezit gekomen van de tuinman Bart Nieuwenhuis die er een rosmolen en grutterij stichtte. In de negentiende eeuw is het voorhuis verbouwd tot winkel. Het achterhuis heeft muurankers met het jaartal 1611. Ook het midden gedeelte is uit die tijd.
Na de bevrijding in 1945 kocht Huis Bergh het hele pand. Stichting Hendrick de Keyzer verwierf het object in 1958. De Doesburgse architect Nico de Wolf restaureerde het pand in de jaren 1960-1963. Vermoedelijk is omstreeks 1964 het voor- en achterhuis gesplitst en werd het voorhuis Meipoortstraat 59 een woonhuis waarvan het voorste deel een zakelijke bestemming kreeg. Aanvankelijk was dat als Fotografica Museum. Nu is Galerie Art Deco er gehuisvest; de collectie Art nouveau en Art deco uit de periode 1900-1940 komt hier prachtig tot zijn recht.
Meipoortwal 1 (begraafplaats, poortgebouw)

In 1829 werd het begraven in de kerk (voor de rijken) en rond de kerk (voor de minder gegoeden) verboden. Plaatsen met meer dan duizend inwoners moesten buiten de bebouwde kom een begraafplaats aanleggen. Zo ontstond op een afgegraven bastion van de al niet meer in gebruik zijnde vestingwerken de algemene begraafplaats.
Het poortgebouw heeft een neoklassiek uiterlijk: vier halve zuilen eindigend in Dorische kapitelen en daarboven een architraaf waarop een fries met trigliefen (drie verticale strepen). Onder het dak bevindt zich een horizontale kroonlijst. Aanvankelijk werden de overledenen in dit poortgebouw opgebaard, later was er sprake van een koeling elders. Nu is het monumentale poortgebouw opslagplaats voor de plantsoenendienst.
De begraafplaats is in noordwestelijke richting steeds uitgebreid en nog in gebruik. Het poortgebouw en de cirkel oude graven erachter hebben de status rijksmonument. Ook de imposante rode beuk was een rijksmonument. Hij stond aan de oostkant van de cirkel, maar doorstond de tand des tijds niet. De stam echter werd een kunstwerk: drie rouwende mensen houden elkaar vast in hun verdriet.
Nieuwstraat 3-5 (kapelmuur)

Op deze plek stond de kapel van een nabij klooster: het Kleine Convent of Sint Catharine op den Berg. Het nonnenklooster ontstond in 1430 en behield zijn functie tot 1572. Doesburg was toen nog in Spaanse handen, maar de Staatse troepen veroverden de stad. Ze werden snel weer verslagen door de Spanjaarden, maar in 1586 namen de Staatse troepen de stad opnieuw in. Doesburg was daarna voorgoed in Staatse handen en het protestantisme werd staatsgodsdienst.
Die troepen onder Leicester – van je ‘vrienden’ moet je het niet hebben – plunderden en vernielden. Ze richtten hun agressie ook op dit klooster: de nonnen werden verdreven (het kon nog erger) en hun klooster verwoest. De kapel werd gespaard, maar stond daarna leeg. In 1668 was de kapel in verval, veel materiaal was al elders hergebruikt en wat restte werd afgebroken. De noordmuur echter was perceelsgrens geworden en bleef behouden. Kijkend vanaf de garage sta je in de kapel. De muur eindigt rechts, maar buigt daar al wat naar je toe: daar was het koor.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw dreigde de muur volledig in verval te raken. De Stichting Stadsherstel had tot dan huizen in slechte staat aangekocht, met veel subsidie gerestaureerd en met flinke winst verkocht. In 1993 besloot zij ‘om niet’ deze muur zodanig te restaureren dat verder verval werd uitgesloten. Zo werd deze ruïne ‘verduurzaamd’.
De garage laat op Open Monumentendag 2024 de kapelmuur vrij voor bezichtiging en als je het poortje doorgaat zie je de andere zijde van deze muur: van daar liepen, vijfhonderd jaar geleden, de nonnen vanuit hun klooster de kapel in om de mis te bezoeken, hun kapel.
Ooipoortstraat 3 (voormalige zadelmakerij)

De voorgevel van dit dwarshuis stamt uit 1904 in de trant van het Rationalisme (bijv. Berlage architectuur). Omdat de dakkapel deel uitmaakt van het gevelvlak, wordt dit ook wel een ‘Vlaamse gevel‘ genoemd.
Het siermetselwerk en de vensters met bovenlichten in een veelruitsverdeling zijn kenmerkend voor de architectuur van rond 1900. Van het vermoedelijk uit de 17eeeuw daterende pand zijn, met uitzondering van de voorgevel, de samengestelde balklaag en de bouwmuren over. Voor 1904 had het pand een witgepleisterde voorgevel met recht een deur en links een venster.
De driedelige deur is in 1922 aangebracht, alsmede de bovenlichten die naar boven geplakt konden worden. Dit vanwege het feit dat er inmiddels ook rijtuigen bekleed werden die dan naar binnen gereden moesten kunnen worden. Diverse gereedschappen die destijds benodigd waren voor de zadelmakerij zijn binnen nog te bewonderen.
Bijzonderheid: het pand is onderkelderd. De kelder diende in de Tweede Wereldoorlog als schuilkelder voor burgers. De bezetter gaf dit op de gevel aan met een witgekalkte “K”, die nog steeds duidelijk zichtbaar is op de gevel.
Het schuiladres aan de Ooipoortstraat was overigens niet helemaal veilig, want er ging op één van de laatste oorlogsdagen een granaat door het dak. Het projectiel kwam in de kelder terecht! De granaat ontplofte gelukkig niet!
Recent heeft Robbin van Turnhout Fotografie zich gevestigd in dit Historische Rijksmonument. Leuk detail: hij heeft zich o.a. gespecialiseerd in klassieke portretfotografie.

Ooipoortstraat 52 (Ooipoortkerk)
De Gereformeerde kerk is opgezet als eenvoudige zaalruimte zonder toren en sober van uitvoering. Het pand dateert van 1896 naar ontwerp van de Doesburgse architect H.C. Bloemendaal en wordt gebouwd voor fl. 4.025.

In 1954 wordt de kerkzaal uitgebreid met een nieuwe zaal. Bij deze verbouwing verdwijnt het historische houten gewelf achter een zachtboardplafond. Rond 1971 koopt de Christelijke Gereformeerde Kerk het gebouw. In 2013 gaat deze kerk een samenwerking aan met de Nederlandse Gereformeerde Kerk. Het kerkgebouw krijgt nu de naam ‘Ooipoortkerk’. In 2015 volgt een ingrijpende restauratie en herinrichting naar een plan van Gerrit Bouwhuis.
De voorgevel is opgezet in sobere neorenaissancestijl. In het verhoogde middendeel bevinden zich drie slanke, gedecoreerde rondboogvensters met blank glas gevat in gietijzeren ramen.

De twee lagere geveldelen hebben elk een slank rondboogvenster, deze geveldelen sluiten af met een gietijzeren bakgoot. De zijgevels bezitten vensters met gekleurd glas-in-lood. Het hoog oprijzend schilddak is afgedekt met platte Friese dakpannen.
De kerkzaal is één grote ruimte en telt vier traveeën. De kapconstructie met het houten spiegelgewelf is weer zichtbaar gemaakt en geheel hersteld. Het verhoogde achtergedeelte van de kerkzaal is in gebruik als liturgisch centrum. De achterzijde heeft een voorzetwand met daarin opgenomen een houten kruis.
De nieuw ontworpen meubels zijn gemaakt van de voormalige houten kerkbanken. Op de voorzijde van de preekstoel bevindt zich een verwisselbaar glaspaneel (antependium) in de kleuren wit, rood, paars en groen, elk met een symbolische betekenis.
Op de galerij staat een eiken pijporgel van Verschueren Orgelbouw (ca. 1960), voorzien van twee manualen en pedaal.
Tijdens Open Monumentendag 2024 zal hier tussen 17 en 18 uur de feestelijke afsluiting met de uitreiking van de Snappenburg de Vriesprijs plaatsvinden. Doesburgs burgemeester Loes van der Meijs zal deze prijs persoonlijk aan de winnaar overhandigen.
Paardenmarkt 12 (Kruidentuin)

Een grasveldje was het, een veldje waar de jongens uit de buurt een balletje schopten en buurtbewoners hun hond uitlieten. Een plekje aan de Paardenmarkt in het historische centrum van Doesburg, pal naast het mooie eeuwenoude ‘Vicarissenhuis’. Maar in 1993 gebeurde er iets...
Een paar Doesburgers hadden een droom: het grasveldje veranderen in een kruidentuin. Zij richtten de ‘Stichting Vrienden van de Kruidentuin’ op, slaagden erin het gemeentebestuur enthousiast te maken, kregen de gemeentegrond te leen en begonnen aan de klus.
Aan de hand van een zelfontworpen schets werd een aanvang gemaakt voor het aanleggen van de tuin.

Het eerste idee was al briljant: de met de hand gestoken plaggen van het grasveld werden gestapeld tot een zodenbank. Meer dan duizend buxusstruikjes werden geplant in een geometrisch patroon dat aan de tuinen van oude landgoederen deed denken.
Rozenstruiken vonden langs de muren een plaats en de vele geplande kruidenplanten kregen ook hun plek. Daarna kon het alleen nog maar completer en mooier worden. Uiteindelijk werden er zelfs comfortabele tuinzitjes geplaatst, waar met mooi weer bezoekers hun lunchpakket kunnen nuttigen.
Wie iets van kruiden weet, zal tijdens het rondwandelen in de tuin, aardperen, muntsoorten, barbarakruid en mierikswortel herkennen. Maar kennis is niet nodig om te genieten van deze mooie en altijd boeiende tuin, die in stand wordt gehouden door de Vrienden van de Kruidentuin.

Philippus Gastelaarsstraat 2 (De Raadskelder)

De Raadskelder bevindt onder het westelijke gedeelte van het Stadhuis oftewel het voormalige Wijnhuis (zie beschrijving Roggestraat 2). Het bevat fraaie kruisbooggewelven.
Sinds jaren is het in gebruik bij Stichting de Raadskelder. Deze heeft als doel het organiseren van exposities en cultuurhistorische activiteiten.

De te organiseren evenementen bieden een laagdrempelig en gratis toegankelijk podium, voor aanstormend en gevestigd kunsttalent uit Doesburg en omstreken.
De Stichting beoogt met haar activiteiten een onderscheidende bijdrage te leveren aan het kunst-, cultuur- en cultuurhistorische klimaat van Doesburg en omstreken.
De huidige expositie is vanaf 11.00 uur tot 16.00 uur te bezichtigen.
De ingang van de Raadskelder is via de keldertrap aan de Philippus Gastelaarsstraat 2 te bereiken.

Roggestraat 2 (Stadhuis)

Het huidige stadhuis bestaat uit vier delen: het oude Schepenhuis (Koepoortstraat/Roggestraat), Hof Gelria (Koepoortstraat), het Wijnhuis (Roggestraat/ Ph. Gastelaarsstraat) en de nieuwbouw in oude stijl (Ph. Gastelaarsstraat).
Bij het Schepenhuis, het Wijnhuis en Hof Gelria zijn duidelijke kenmerken aanwezig van Nederrijnse baksteen gotiek met trapgevels, korfbogen en (deels) pinakels. De Bentheimer zandstenen poort aan de Roggestraat is de ingang voor officiële gelegenheden, zoals trouwerijen. In de achtergevel van het Wijnhuis is de oorspronkelijke ingang in de dichtgemetselde gevel nog te zien.
In 1237 kreeg Doesburg stadsrechten. Het stadhuis stond toen al op de huidige plaats. In 1389 werd het afgebroken en opnieuw opgebouwd; het oude Schepenhuis. In 1420 verrees achter het Schepenhuis het Wijnhuis.

In 1663 werden beide panden met elkaar verbonden. Toen ontstond de hal, die vroeger wandelplaats was. De huidige raadszaal fungeerde als gerechtshof. De raadszaal kreeg een fraaie schouw met een boezem met de voorstelling van het Salomonsoordeel in stucwerk, uitgevoerd door Robert Middewinter.
De spreuk op de schouw verwijst nog naar de rechtspraak: ‘Dit huis haat vijandschap, straft de misdaad, bemint de vrede, bewaart de rechten en eert de rechtvaardigen’.
In 1813 en 1938 vonden grootschalige restauraties plaats. In 1969 werd Hof Gelria bij het stadhuis gevoegd. De nieuwbouw kwam gereed in 1996.

Roggestraat 9-13 (Streekmuseum ‘De Roode Tooren’)

Dit grote hoekpand dateert uit ca. 1790 en deed dienst als een voor die tijd moderne en ruime gevangenis. In het oostelijk deel bevonden zich zes cellen; drie boven en drie beneden. Slechts de tralies herinneren aan deze bestemming van het gebouw.
In veel middeleeuwse steden werden gevangenistorens ook wel ‘Roode Toorens’ genoemd. Waarschijnlijk werd met ‘rood’ echter niet de kleur van baksteen bedoeld, maar de kleur van bloed.
In 1673 bliezen de Franse troepen in Doesburg de stadspoorten op, compleet met de nog aanwezige muren en torens. Doesburg zat toen zonder gevangenis, zonder ‘Roode Tooren’. Aanvankelijk kon de ruimte onder het stadhuis dienstdoen als gevangenis.

In 1707 werd het pand op de hoek van de Kleine Kerksteeg en de Roggestraat aangekocht en verbouwd als gevangenis. In de volksmond heette het al snel ‘De Roode Tooren’. Maar nog geen tachtig jaar later was het pand zo bouwvallig, dat er geen gevangenen meer ondergebracht konden worden.
De boel werd gesloopt, het ernaast gelegen pand werd aangekocht en in 1789 verrees er een nieuwe gevangenis. Behalve de zes cellen bevonden zich hier ook een woning voor de cipier, een examineerkamer en een gijzelkamer. Pas in 1889 werd het ‘kantonaal huis van bewaring’ opgeheven.
In 1890 vond een grondige verbouwing plaats. De gemeente had besloten de voormalige gevangenis in te richten als ‘politiewacht met woning van den hoofdagent’. De politie verliet het pand in 1975 en hiermee verdwenen ook de laatste twee cellen!
Nu huist het streekmuseum in het pand: na een verbouwing werd in 1977 museum ‘De Roode Tooren’ feestelijk geopend. In het pandje waar momenteel de ingang is (nummer 13), bevond zich vroeger een koosjer slagerijtje. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde zich er een poelier en daarna een winkel met hengelsportartikelen. In 1987 is dit pandje gerestaureerd en bij het museum gevoegd.
Roggestraat 12 (Goud- en zilversmederij Blok)

Dit zeventiende-eeuwse pand heeft een negentiende-eeuwse voorgevel, destijds was er al een ingang in het midden van dit winkelpand. Het pand is waarschijnlijk gebouwd als woonhuis met oorspronkelijk een schilddak. Rond 1800 werd het bestaande schilddak vervangen door een mansardekap (geknikt dak). Het huis kende een variëteit aan bewoners: onder andere een smid (ca. 1815) en een dienstmeid (1832). In de twintigste eeuw werd het vooral gebruikt als winkel/woonhuis. Voor de Tweede Wereldoorlog was er een Joodse slagerij in gevestigd; de granitovloer dateert uit deze periode.
Voor het pand liggen twee struikelstenen met de namen van de vroegere Joodse bewoners: Abraham Meijers en Johanna Meijers-Walg. Struikelstenen zijn gedenktekens voor de woonhuizen van mensen die door de nazi's zijn verdreven, gedeporteerd of vermoord.
In de jaren 1980-1984 vond ‘De Vlinderboom’, een vrouwenbeweging die was voortgekomen uit de Rode Vrouwen van de PvdA/Doesburg), hier onderdak. Daarna was het pand een atelier van een beeldend kunstenaar.
Sinds 1993 wonen en werken goud- en zilversmeden Annet en Marcel Blok in dit pand, de begane grond is ingericht als atelier/verkoopruimte. Annet maakt unieke sieraden met en zonder edelstenen, Marcel ontwerpt en vervaardigt objecten en zilverwerk. Dikwijls worden in overleg met klanten objecten of sieraden ontworpen en vervaardigd.
Veerpoortstraat 3 (Nieuw Apostolische Kerk)

Het gebouw is een typisch voorbeeld van de wederopbouwperiode. Het is in 1959 gebouwd. Het exterieur aan de voorzijde is niet direct herkenbaar als kerk. Het bestaat uit twee bouwlagen. Het bovenste deel is als woonhuis in gebruik. Het is gebouwd ten behoeve van de gemeente van de Nieuw Apostolische kerk.
Aan de zijkant van de kerk bevindt zich aan de Torensteeg een plaquette als herinnering aan de voorheen op deze plaats gehuisveste Joodse Synagoge. Deze Synagoge was hier sinds 1800 gesticht. In 1898 werd het gebouw geheel vernieuwd en vergroot. Boven was de 'vrouwensjoel', afgezet met een houten hekwerk. Beneden was het rituele bad (mikwe) met een aparte ingang.
De Tweede Wereldoorlog had ingrijpende gevolgen. De laatste bijenkomst was in 1939. Vele Doesburgse Joden zouden de oorlog niet overleven evenals de synagoge zelf. Op 15 April 1945 werd de Martinitoren opgeblazen door de Duitsers; de torenspits belandde op de synagoge en verwoestte het hele bouwsel. De ruïne werd in 1953 geruimd.
Einde jaren '50 werd begonnen met de bouw van de huidige Nieuw Apostolische kerk.

Veerpoortstraat 14-18 (Van Brakellhofje)

Oorspronkelijk bevond zich op dit terrein tussen de Veerpoortstraat en de Waterstraat een huis van de Broeders van het Gemene Leven, die in 1426 uit Zwolle naar Doesburg waren gekomen.
Toen deze Fraters het huis in 1446 verlieten, kreeg het een bestemming voor armlastige weduwen, voor wie een weldadige stichting in het leven werd geroepen. Het poortje links naast Veerpoortstraat 20, het zogenaamde Saterspoortje, gaf toegang tot dit Weduwenhuis. Aan de westkant van het hofje is nog steeds een muur van het Weduwenhuis te zien.
In 1811 werd het Weduwenhuis verplaatst en kwam het huis in bezit van stadscommandant luitenant-kolonel W. de Vaynes van Brakell, wiens geslacht afkomstig was uit de Franse regio Dauphiné. In 1813 bracht hij, met gevaar voor eigen leven, de Franse bezetters tot bedaren door een kolonelshoed met de Franse kokarde (een onderscheidingsteken in de nationale kleuren op hoed of muts) op te zetten, waarmee hij een beroep deed op het Franse eergevoel. Hij voorkwam de plundering van de stad en werd de naamgever van het hofje.

In 1870 werd achterin op het terrein een rooms-katholieke jongensschool gevestigd. Het hekwerk met de bakstenen pijlers aan de straatkant behoorde bij deze school, die in 1971 werd afgebroken ten gunstige van het huidige Van Brakellhofje.
Tussen 1964 en 1967 werd voor pand nummer 18 een sloopvergunning aangevraagd, maar deze werd geweigerd. Ongeveer in dezelfde periode werd Veerpoortstraat 14 onbewoonbaar verklaard. Op het voormalige schoolterrein werden de huizen Veerpoortstraat 14a, 14b en 14c gebouwd, waardoor een hofje ontstond. De kastanjebomen en het toegangshek bleven staan.
Het Van Brakellhofje behoort tot de Gestichten Doesburg.
Veerpoortstraat 20 (ommuurde stadstuin)

Dit huis is helaas niet opengesteld, maar u bent van harte welkom in de intieme stadstuin, die bereikbaar is via het gemetselde poortje links van het huis. In de poortboog zie je een zandstenen sluitsteen, versierd met een gebeeldhouwde saterskop uit de zeventiende eeuw. In de gang of steeg naar de tuin zijn ook de zeer fraaie korfboognissen van de zijgevel van Veerpoortstraat 22 te zien.
Veerpoortstraat 20 is opgezet als dwarshuis met een verdieping en een hoog oprijzend zadeldak tussen bakstenen puntgevels aan de zijkanten. De voorgevel heeft de in Doesburg veel voorkomende opzet van een gepleisterde lijstgevel met vensters en voordeur in empiretrant.


De details van de schuiframen met hun slanke roeden en de omlijstingen, alsmede de vormgeving van de deur, dateren uit 1850-1860. De steile helling van de kap duidt echter op een hogere ouderdom.
Bovendien is het metselwerk van de puntgevels met vlechtingen langs de schuine zijden zeventiende-eeuws van karakter.
Vermoedelijk bezat het huis oorspronkelijk geen verdieping, ten hoogste een lage insteekverdieping. De hoogte van de huidige begane grond is voor een zeventiende-eeuws huis namelijk te laag te noemen. In 1819 vormde dit huis al een zelfstandige kavel. De gang bestond toen al en verleende toegang tot het voormalige Weduwenhuis, dat op de plek stond van het huidige Van Brakellhofje.

Veerpoortstraat 30 (De Coerenblom)

Dit is een typerend binnenstadhuis dat is gebouwd in 1635. Onder het huis is een oude gewelfde kelder aanwezig. Het achterste deel van het pand is waarschijnlijk later als achterhuis aangebouwd. Het huis heeft al lang een lichtblauwe gevel, een kleur die zou kunnen verwijzen naar de hemel en naar Maria.
Op het huis is een gevelsteen geplaatst; ‘De Coerenblom’, symbool voor Maria, gemaakt door Pieter Snijders, een vorige bewoner. Het huis heeft een zadeldak en de schuiframen in de voorgevel zijn vorig jaar in ere hersteld met isolerende ruiten. Achter het huis is een binnentuin.
Het huis is in de afgelopen jaren intensief verduurzaamd: de muren, vloeren, ramen en het dak zijn geïsoleerd, er is een warmtepomp geplaatst en er liggen zonnepanelen op het dak. Met behoud van het karakter van het oude pand is het aangepast aan het wooncomfort van deze tijd.

Veerpoortstraat 40

Dit woonhuis is deel van een oude stadsboerderij. Tijdens de restauratie van de oude binnenstad van Doesburg is deze stadsboerderij verbouwd tot twee woningen: één aan de Veerpoortstraat en één aan de Korte Veerpoortstraat.
Het pand heeft een zestiende-eeuwse kern, maar is waarschijnlijk ouder (getuige de vorm van de rechterzijgevel met zijn oude muurankers). Al in 1606 wordt er in verkoopakten over dit pand gesproken. In de zeventiende eeuw staat het bekend als ‘Orangienboom’.
Veerpoortstraat 40 heeft een trapeziumvormige plattegrond, twee bouwlagen en een hoge, steile kap. De nok loopt evenwijdig aan de Korte Veerpoortstraat en het dak is gedekt met Oudhollandse pannen.
De gemetselde voorgevel is aangebracht onder een geprofileerde architraaflijst, een glad fries en een geprofileerde kroonlijst met bakgoot. De vensters met zware kozijnen hebben zesruits T-schuiframen.
Rechts naast de woning is destijds een pand gesloopt. In de huidige schuur zijn bakstenen verwerkt van een gesloopt kerkje uit Didam (1978/1979).
De gepleisterde zijgevel laat duidelijk ankers zien van de balklagen (vloeren). Ook hier is sprake van vensters met zware kozijnen en schuiframen.
De Hoge Linie

De vestingwerken van Doesburg bestaan uit de Hoge en de Lage Linie.
Deze linies zijn rond 1700 ontworpen door de vestingbouwer Menno van Coehoorn, grotendeels aangelegd in de periode 1700-1730 en daarna verder uitgebreid en aangepast.
In 1966 krijgen de linies de status van rijksmonument, vanaf 1968 worden ze beheerd door Staatsbosbeheer.

Op de Lage Linie kun je vrij op de paden wandelen, de Hoge Linie is niet vrij toegankelijk. De Hoge Linie ligt in een open en landelijk gebied aan de oostkant van Doesburg.
Dit deel van de vestingwerken bestaat naast wallen, droge grachten, doorgangen, batterijen en hagen uit hellingbanen, open schootsvelden en een zogenaamd terreplein; het vlakke terrein tussen de linies en de stad.
De Hoge Linie is hoger en zwaarder gebouwd dan de Lage Linie, het was namelijk aannemelijk dat Doesburg vanaf deze kant zou worden aangevallen. In het verleden zijn op de Hoge Linie ook schietbanen aangelegd; lange, open verbindingen dwars door de grondwallen.

Die schietbanen bestonden onder andere uit waarnemingsposten en kogelvangers. Ook deze later toegevoegde schietbanen zijn een onmiskenbaar onderdeel van de geschiedenis van de Doesburgse vesting. Vrijwilligers van Staatsbosbeheer zorgen ervoor dat een deel van het vestingwerk van buitenaf goed zichtbaar is. Op verschillende punten staan panelen met informatie over de historie én natuur.
Er is vandaag slechts 1 wandeling over de Hoge Linie via reservering mogelijk via: roodetooren.stager.co/web/tickets.
Nieuwsgierig naar de historie van zowel het vestingwerk als de vestingstad Doesburg door de eeuwen heen? Kijk dan op: www.vestingdoesburg.nl.
De Lage Linie

Om het historische centrum van Doesburg liggen de De Hoge en Lage Linie. Samen vormen zij de Linies van Doesburg die tot de best bewaarde verdedigingswerken van Nederland behoren.
Rond 1700 werden ze in opdracht van koning-stadhouder Willem III ontworpen door militair en vestingbouwer Menno van Coehoorn.

De Lage Linie ligt aan de zuidkant van de stad, op loopafstand van het historische centrum.
Vóór deze Linie liggen moerassen en een dode arm van de Oude IJssel.
Een semi-verhard wandelpad over de Lage Linie is te betreden vanaf de Turfhaven of de Kraakselaan. Ze zijn vrij toegankelijk.
Dit Retranchement van Doesburg, gelegen aan de noordzijde langs de Oude IJssel, omvat vijf lunetten.
Let ook op de informatieborden bij de opgang en halverwege. Deze zijn opgesteld door de Monumentenvereniging. De lage Linies zijn vrij toegankelijk.
Vispassage

Door de aanleg van stuwen, sluizen en gemalen zijn overal ter wereld barrières ontstaan en kunnen vissen de rivieren en beken niet meer bereiken. Vispassages zorgen ervoor dat vissen een barrière kunnen passeren en stapsgewijs om een stuw of gemaal heen zwemmen.
Sinds september 2019 legt de grootste vispassage van Nederland, in Doesburg, de waterweg naar de Oude IJssel open voor allerlei soorten vissen.
Zij kwam tot stand op initiatief van: Waterschap Rijn en IJssel, Rijkswaterstaat, gemeente Doesburg, provincie Gelderland en Watersportvereniging Oude IJssel.

De vispassage in de monding van de Oude IJssel in de Gelderse IJssel is bijzonder vanwege het grote hoogteverschil, oplopend naar vijf meter, in combinatie in een grote variatie in waterstanden.
Vissen kunnen nu tot ver in Duitsland zwemmen en hun paaigebied bereiken om zich voort te planten.
De vispassage in Doesburg bestaat uit een metalen bak met daarin schotten. In elk schot zit een opening waardoor een aantal oplopende kamers ontstaan, 54 om precies te zijn, steeds een beetje hoger.
Het water stroomt door deze metalen bak met een constante snelheid om de vissen te lokken. Een zoetwatervis zwemt namelijk het liefst tegen de stroom in.
De ondergrondse bezoekersruimte op het terrein is uitsluitend toegankelijk tijdens een rondleiding, vooraf te reserveren bij de VVV. Zie ook het programma.

Bezoek Doesburg
Neem ook een kijkje op de toeristische website van Doesburg: Open Monumentendag in historisch Doesburg met meer dan 150 monumenten 2025 (bezoek-doesburg.nl).