Wij stellen het zeer op prijs dat u een bezoek brengt aan de 37ste Open Monumentendag 2023 in onze fraaie Hanzestad Doesburg. In Doesburg zijn, naast een aantal musea, kerken, hofjes en tuinen, ook privéwoningen te bezichtigen. Daarin zijn wij redelijk uniek. Wij willen daarover graag een aantal zaken met u afspreken:

Tijdens uw bezoek in de privéwoningen

Realiseer u altijd dat u de woning van een ander betreedt; respecteer dat dit een privédomein is. Als bezoeker bent u te gast bij de eigenaren. Maak daarom géén foto's van het interieur. Het is aan de eigenaren wat zij u willen tonen. Bezoek daarom niet op eigen initiatief andere delen van de woning. Sommige monumenten kunnen zeer druk bezocht worden. Wij werken dan met een tijdslot. Een toelaatbaar aantal bezoekers kan worden binnen gelaten, waarna de deur zal worden gesloten. U kunt dan wachten op de volgende ronde.

Wij vertrouwen erop dat u onze voorwaarden aanvaardt en onze ‘open monumenten’ met respect bezoekt. Realiseer u dat uw gedrag bepalend kan zijn voor de toekomstige openstelling van monumenten door huiseigenaren. Wij danken u voor uw begrip.

Comité Open Monumentendag Doesburg 2023

Bergstraat 53

Foto door Peter Wouters

Dit pand staat in een rijtje huizen met de nummers 45 tot en met 53; ieder van bescheiden omvang en gelegen in de oostelijke gevelwand van de Bergstraat. De Stichting Stadsherstel richtte zich in de jaren zeventig niet op deze huizen, maar vooral op de restauratie van de grote ‘monumentale’ panden, die bijna allemaal werden bewoond door rijke families. Vanaf de jaren tachtig echter restaureerde de stichting ook arbeidershuisjes, zoals de Bergstraat 43 tot en met 47. Dit stimuleerde ook de eigenaren van andere panden, zoals van Bergstraat 53, om hun huis te renoveren.

De panden zijn waarschijnlijk allemaal tegelijkertijd gebouwd na de grote stadsbrand van 1614. De daken waren voorheen van riet of stro, maar werden daarna met steen en dakpannen gebouwd. Dit bouwproject moet tussen 1615 en 1617 tot stand zijn gekomen. De nummers 45 tot en met 53 zullen wat betreft hun oorspronkelijke voorgevels te vergelijken zijn geweest met de trapgevel van Bergstraat 43. De gevels van 47, 51 en 53 zijn uitgevoerd in baksteen, de overige zijn gepleisterd. Nummer 53 heeft een middeleeuwse kelder en deels heel oude zijmuren, maar is verder aangepast. Volgens de kadastrale kaart van 1832 hebben in deze panden diverse ambachtslieden gewoond; een timmerman, barbier, kleermaker, knopenmaker en metselaar.

De percelen reiken allemaal tot aan de oude stadswal en hebben daar een tuin of schuur. In een grijs verleden heeft de eigenaar van nummer 51 uit geldgebrek zijn tuin verkocht aan nummer 53. De keuken van nummer 53 ligt nu aan de stadswal. De tuin achter nummer 51 is nu eigendom van nummer 53. Oorspronkelijk zal dit huis donker en vochtig geweest zijn. Het huis heeft geen kruipruimte en ligt – op het stuk met de kelder na - direct op het zand. Geen wonder dat eerdere bewoners deze huizen na de oorlog graag verruilden voor comfortabelere woningen. Gelukkig hebben dubbel glas, spouwmuurisolatie en thermostaatknoppen het wooncomfort de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd. Hopelijk kunnen we daar over niet al te lange tijd zonnepanelen aan toevoegen.

Boekholtstraat 19 (Museum 40-45 De Maurits)

Foto door Peter Wouters

Rond 1880 werd op de hoek van de Boekholtstraat en de Heerenstraat een drieklassige school gebouwd, de Bijzondere Christelijke School, die in gebruik was van 1881 tot 1907. Tegenwoordig vind je hier twee panden:  Boekholtstraat 17 en Boekholtstraat 19. Het linker deel van het gebouw is aangepast en kreeg een woonfunctie, in het rechterdeel is oorlogsmuseum ‘De Maurits’ gevestigd. In de voorgevels van beide panden zie je dat in de vlakverdeling van de oorspronkelijke gevel er een herhaling is in breedte van vensters en van steunpunten.  In de gevel van Boekholtstraat 19 zijn de geveltraveeën van de twee hoge ‘klaslokaalramen’ het meest origineel. Later is er een van deze traveeën een deur geplaatst.

Het particuliere Museum De Maurits is eigendom van Sjors en Rosalie Riewald. De collectie is opgebouwd door de vader van Sjors, Herman Riewald. Zijn interesse voor de Tweede Wereldoorlog ontstond toen hij als jongetje op zijn zwerftochten door de uiterwaarden van de IJssel oud oorlogstuig vond, zoals bajonetten, en dit begon te verzamelen. De meeste voorwerpen zijn daarna verkregen door ruil of schenking. Als stille getuigen van die oorlogsjaren toont het museum gevechtsvoorwerpen, communicatiemiddelen, tijdschriften, propagandamateriaal, persoonsbewijzen, illegale blaadjes enzovoort. Voor de grote collectie oorlogsboeken (ca. 800 stuks) is slechts gedeeltelijk plaats.

In 1971 kreeg Sjors Riewald de beschikking over het pand Boekholtstraat 19. Voor die tijd was het opslagruimte en stalling van de VIVO-winkel, die er tegenover was gevestigd.

Boekholtstraat 22 -26 (Doesburgsche Mosterdmuseum)

Foto door Peter Wouters

In 1850 telde Doesburg nog zes ambachtelijke mosterdfabriekjes. Veel mosterdfabriekjes zijn ondertussen verdwenen, maar gelukkig is de Doesburgsche Mosterdfabriek nog springlevend. In 1974 verhuisde het fabriekje wegens gebrek aan ruimte naar de Boekholtstraat 22-26, waar een onbewoonbaar verklaarde woning werd omgetoverd tot een werkend mosterdmuseum en je nu kunt zien hoe op ambachtelijke wijze boerenmosterd wordt gemaakt. Het Doesburgsche Mosterdmuseum is tijdens Open Monumentendag 2023 vrij toegankelijk, je kunt het mosterdmuseum bereiken via de authentieke winkel. Museum, winkel en fabriek vormen samen een unieke plek waar je letterlijk en figuurlijk kunt proeven aan de rijke geschiedenis van de ambachtelijke mosterdmakerij.

Waarschijnlijk dateert dit pand uit 1615, dit blijkt uit nog aanwezige muurankers. Na ontpleistering van de voorgevel werd duidelijk dat, behalve in de zij- en achtergevel, ook in de voorgevel nog resten van vensters zaten. De getoogde bovendorpels van twee bakstenen kruisvensters bevinden zich nog in het muurwerk, alsmede een segmentboog van waarschijnlijk een deurpartij.  In de eerste helft van de negentiende eeuw werden evenwel nieuwe raam- en deuropeningen ingebroken en kreeg het linkergedeelte een bedrijfsfunctie. Twee hemelwaterafvoeren markeren de scheiding tussen beide panden. Boven de deur van nummer 20 bevindt zich nog een muuranker met het woord ‘anno’. Het anker dat het jaartal aangeeft bevindt zich dus in het buurpand. Er is bij dit pand duidelijk een verband tussen gebouw en historische verkaveling.

Gasthuisstraat 3 (stadstuin)

Foto door Peter Wouters

Gasthuisstraat 3 bestaat uit een opmerkelijk diep voorhuis van twee bouwlagen met daarachter een iets hoger achterhuis. Het huis is helaas niet opengesteld, maar u bent van harte welkom in de prachtige stadstuin en kunt de buitenzijde van de traptoren van het achterhuis daar ook bekijken.

Het grondvlak van het achterhuis is bijna vierkant. Tussen de puntgevels bevindt zich een zadeldak. De gepleisterde voorgevel, een lijstgevel, is van omstreeks 1850. De voordeur heeft fraaie deurroosters en een bovenlicht met amandelvormige roeden.

Foto door Peter Wouters

Het venster op de verdieping was vroeger een laadluik waarboven een hijsbalk aanwezig was. In het achterste deel van het voorhuis (zijgevel) zie je op de verdieping baksteen van een groot formaat (vermoedelijk zeventiende-eeuws). Het metselwerk van het voorste deel van de zijgevel is vermoedelijk uit de achttiende eeuw.

Foto door Peter Wouters

Het achterhuis heeft inwendige balklagen met gotische sleutelstukken met geriemde peerkraalprofielen (kort voor of na 1500). In de achtergevel zijn een laat middeleeuws kruisvenster en twee kloostervensters bewaard gebleven. De veelhoekige, bakstenen traptoren tegen de achtergevel is bijzonder. Het achterhuis dateert waarschijnlijk uit de vroege zestiende eeuw. Het voorhuis was in de late middeleeuwen nog in vakwerk uitgevoerd. In de zijgevel tref je nog sporen waaraan we kunnen zien, dat het in fasen versteend is. Over de vroegste geschiedenis van het pand is weinig bekend.

Foto door Peter Wouters

Het opmerkelijke achterhuis met de traptoren lijkt in combinatie met het langgerekte voorhuis, geen gewoon woonhuis te zijn geweest. In de zijgevel bevindt zich een groot aantal gevelankers op zowel de verdiepingscheiding als onder de kapvoet. Dat wijst op de aanwezigheid van zwaar uitgevoerde enkelvoudige balklagen. Deze constructie past goed bij de vroegere opslagfunctie van zowel de verdieping als de zolder (zie ook het laadluik en de hijsbalk). Nog tot na de Tweede Wereldoorlog was er een jeneverstokerij gevestigd.

Gasthuisstraat 21-39 (Gasthuishofje)

Foto door Peter Wouters

Het Gasthuishofje bestaat uit een hoofdgebouw, de voormalige ‘provenierswoningen’ en enkele appartementen aan de naastgelegen Gasthuisstraat. Het hoofdgebouw en de provenierswoningen zijn rijksmonumenten en liggen rondom een openbare binnentuin tegenover de Gasthuiskerk. Bij de laatste renovatie van de provenierswoningen (1973) zijn elke twee woningen samengevoegd tot één woning, waarbij de oude gevelindeling is gehandhaafd. Het Gasthuishofje telt daardoor negen (sociale) huurwoningen.

In de middeleeuwen vormden het hoofdgebouw met de kerk, de provenierswoningen en een brouwerij samen het Gasthuis. Het werd gesticht kort na 1337 en was in het begin bedoeld voor oude gebrekkige mensen en zieke of arme reizigers. De bierbrouwerij (Gasthuisstraat 13-17) was tot de negentiende eeuw een van de belangrijkste brouwerijen van de stad, in 1823 de werd de brouwerij omgebouwd tot lagere school.

De Gasthuiskerk kreeg later meer de functie van kapel, gewijd aan Sint Antonius, omdat het belangrijkste altaar aan Sint Antonius was gewijd. 

De provenierswoningen (Gasthuisstraat 31-39) waren bedoeld voor mensen die het zich konden veroorloven een provenierswoning te kopen. Hun bezittingen vervielen dan na hun overlijden aan het Gasthuis, maar ze waren verzekerd van een goede verzorging op hun oude dag. Behalve huis¬vesting voor deze ‘kostkopers’ verstrekte het Gasthuis ook goederen in natura aan de armen. In de winter werden, tot in de negentiende eeuw, brood en andere voedingsmiddelen uitgedeeld.

Het Gasthuis mocht zelf varkens houden. De dieren liepen echter los in de stad en werden vermoedelijk door de burgers gevoerd. Het vlees van de geslachte varkens werd in de slachtmaand verdeeld onder de armen, de zogenaamde Antoniusvarkens. Het Gasthuishofje is eigendom van de stichting Gestichten Doesburg.

Gasthuisstraat 41 (Gasthuiskerk)

Foto door Peter Wouters

De Gasthuiskerk is een monumentaal kerkgebouw dat rond 1340 begon als gasthuis, als onderdeel van het complex ‘het Gasthuis’. In de loop der jaren werd het gebruikt als kerkgebouw door diverse geloofsgroepen. Vanaf 1790 was de kerk eigendom van de Lutheranen, vanaf 2000 werd de kerk ook gebruikt door Remonstranten. Voor hen is tegen de achterwand een zogenaamd kabinetorgel geplaatst; een pijporgeltje met pijpen uit het midden van de achttiende eeuw, afkomstig uit het ‘Fraterhuis’.

De kerk bestond oorspronkelijk uit een beuk met een zijbeuk. De zijbeuk is bij de inname van de stad in 1572 grotendeels vernield. De resten van de zijbeuk zijn nu nog te zien aan het metselwerk van het bestaande gebouw. Bij de verbouwing in 2013/2014 bleken ook de funderingsresten van de zijbeuk nog in de grond aanwezig te zijn.

De muurschilderingen en fresco’s in de kerk kwamen tevoorschijn tijdens de restauratie van 1967-1971. De achttiende-eeuwse kansel komt uit de voormalige Kruiskerk te Heerenveen, de Doesburgse antiquair en meubelmaker Romp restaureerde de vervallen kansel. Het orgel van de orgelbouwer Naber uit Deventer dateert uit 1845. Boven op de orgelkast staat het symbool van de Lutheranen: de zwaan die letterlijk en figuurlijk uit de vlammen herrijst.

De Gasthuiskerk is in 2010 door de toenmalige Gestichten van Weldadigheid Doesburg gekocht van de Lutherse gemeente. De Gestichten Doesburg heeft het gebouw in 2011 gerestaureerd en besloten de Gasthuiskerk geschikt te maken voor uiteenlopende, kleinschalige bijeenkomsten. 

Dit leidde tot allerlei bouwkundige aanpassingen, zoals een nieuwe glazen toegang. Op de plaats van de zijbeuk is ook een nieuwe glazen aanbouw (foyer) geplaatst met grote eiken deuren naar de kerk, zodat beide ruimten bij evenementen samen kunnen worden gebruikt. Bij al deze aanpassingen werd de oude Gasthuiskerk zoveel mogelijk zichtbaar gehouden, zowel binnen als buiten.

Heerenstraat 19

Foto door Peter Wouters

Dit pand is nog een gaaf voorbeeld van een historische, mogelijk nog uit de zeventiende eeuw stammende stadsboerderij. Het boven de voordeur geplaatste zoldervenstertje was vroeger een hooiluik. Zowel de vensters met luiken en zes-ruits schuiframen als de paneeldeur met bovenlicht hebben als afsluiting een gepleisterde strek met doorgestoken geboortestenen en een sluitsteen. Deze onderdelen behoren niet tot de gevel van 1805, maar zijn zestig jaar later aangebracht.

In de opening van de bedrijfsdeuren is eind vorige eeuw een glazen pui aangebracht. Op de achtergevel sluit een haaks op het voorhuis geplaatst woonhuisje aan, met deels gepleisterde gevels, waarin sporen van bakstenen kruiskozijnen. Samen met de eiken houtconstructies van de daken wijzen deze vensters op de hoge ouderdom van het pand. Het achterhuis heeft verder een oude kelder met een tongewelf. Het voorhuis bezit eikenhouten ankergebinten. De kap van het achterhuis heeft eiken jukspanten, geplaatst op een oude enkelvoudige balklaag met sleutelstukken onder de balken. Samen met de er links naast gelegen voormalige stadsboerderij Heerenstraat 17 vormt het pand een karakteristiek ensemble te midden van al zeer oude grote woonhuizen

Kadastraal vormde het perceel vroeger een geheel met het tegenoverliggende oude woonhuis Heerenstraat 16. Wellicht was de boerderij aanvankelijk bestemd als koetshuis bij Heerenstraat 19. Op het kleine erf achter de boerderij bevond zich een kleine stal voor het jongvee en een of twee varkens, stonden er hokken voor kippen en konijnen en was er (natuurlijk) een mestvaalt. Op de deel was een paardenstal gebouwd. Het oude achterhuis deed in de winter dienst als stal voor de melkkoeien, Nu is het gehele pand als woonhuis ingericht, maar de vele nog aanwezige oude bouwsporen houden de band met het verleden vast. 

Kerkstraat 4 (Grote of Martinikerk)

Foto door Peter Wouters

In 1237 kreeg Doesburg stadsrechten. Het stadje had weliswaar al een kerk, maar er verrees toen al snel een Romaanse kerk op de plek waar nu de laatgotische Martinikerk staat. De contouren van deze Romaanse kerk zijn in de vloer van de huidige Martinikerk zichtbaar gemaakt. De bouw van de Martinikerk begon rond 1380 en werd rond 1530 in de nu nog bestaande vorm en omvang voltooid. De Grote of Martinikerk werd de eeuwen daarna helaas geteisterd door meerdere rampen; op panelen in de Martinikerk wordt de woelige geschiedenis van de kerk uitgebreid verteld.

Zo werd de toren van de Martinikerk, die met zijn 94 meter de hoogste uitkijkpost van Gelderland is, op 15 april 1945 door de Duitsers opgeblazen. De herbouw van de toren werd in 1972 voltooid, compleet met het carillon en de luidklokken. Ook tijdens Open Monumentendag 2023 speelt de beiaardier het carillon met zijn 48 klokken meerdere keren. Ook zijn er torenbeklimmingen, zie het programma.

De kerk is nog in gebruik voor erediensten, maar om de kerk bruikbaar te maken voor concerten en dergelijke, zijn er twee serviceblokken gerealiseerd. In het noordelijke blok is op de eerste etage het Zilvermuseum gevestigd, waar een groot aantal fraaie zilveren mosterdpotjes te zien is.

De consistoriekamer aan de noordoostzijde van de kerk wordt gebruikt als stiltekapel, die alle dagen van negen uur ’s morgens tot zonsondergang bezocht kan worden.

Kloosterstraat 15 (Het Arsenaal)

Foto door Peter Wouters

Het Arsenaal Doesburg met de aangrenzende kapel behoorden tot het Grote Convent en werd gesticht als begijnhuis. In de eerste vermelding in de archieven (1334) wordt het omschreven als ‘Convent van St. Maria Opten Grave’ (klooster Mariëngraven). De bewoonsters krijgen in 1446 toestemming om zich aan te sluiten bij de Derde Orde van Sint Franciscus en het begijnhuis krijgt de status van klooster (Convent). Ten gevolge van de Reformatie worden alle katholieke mannelijke geestelijken gedwongen de stad te verlaten. Voor de zusters wordt echter een sterfhuisconstructie opgezet. Na de Reformatie wordt de stad Doesburg eigenaar van het complex. In 1733 komt het in militaire handen: de gebouwen aan de Kloosterstraat worden ingericht als kazerne. Het somber ingerichte gebouw wordt bestemd als Arsenaal.

Na jaren van leegstand met verschillende eigenaren is Het Arsenaal Doesburg weer volledig tot leven gekomen. Op 13 september 2014 wordt het heropend, maar nu als multifunctioneel gebouw waarin verschillende activiteiten plaatsvinden. De geschiedenis van het pand blijft in leven door de zichtbare oude bouwstijlen, authentieke balken en hoge plafonds op de begane grond. Vergeet niet te kijken in de historische kelders met nog de originele vijftiende-eeuwse  gewelven alwaar momenteel de expositie Gekoesterd Verleden, met als ondertitel ‘Schatten van Doesburgers’, te zien is. Op 9 september 2023 worden er twee rondleidingen gegeven. Deze starten om 12.00 uur en 16.00 uur in het Koffie-Lunch-Lokaal op de begane grond.

Gekoesterd Verleden

Foto door Lindy Balduk

In deze foto-expositie wordt aan de hand van drieëntwintig voorwerpen door inwoners van Doesburg hun persoonlijke geschiedenis met de stad verteld. De voorwerpen variëren van een zestiende-eeuwse kogel, granaten uit de Tweede Wereldoorlog tot aan een Canadese veldkijker die gevonden werd op de vestingwerken. Maar ook voorwerpen die te maken hebben met Doesburg en zijn industrie komen voorbij.  Zoals een van de oudste producten van de ijzergieterij of de legendarische legerhelm van blikfabriek Verblifa. Er zijn ook foto’s die herinneren aan het Doesburgse verenigingsleven, zoals een ‘zondagse kanten muts’ van de folkloristische dansgroep De Meulenvelders. Sommige van die voorwerpen zijn al generaties lang familiebezit. Andere zijn opgegraven in eigen tuin of gemaakt door een bekende. Maar allemaal vertellen ze een boeiend verhaal over de eigenaar en over de stad.

Op drieëntwintig levensgrote foto’s van Robbin van Turnhout zijn bekende lokale ‘namen’ te zien, zoals Piet Vree, Ankie Geerling, Eddy Berentsen en voormalig burgemeester Hermen Overweg. Zij presenteren via de foto’s hun voorwerpen en verhalen die kunnen worden beluisterd na het scannen van een QR-code of kunnen worden gelezen.

De expositie is tot en met 30 september dagelijks voor het publiek geopend van 10.00–17.00 uur. De kelders zijn per lift bereikbaar en de toegang is gratis.

Foto door Lindy Balduk
Foto door Peter Wouters

Koepoortstraat 2 (Stadsbierhuys De Waag)

Foto door Peter Wouters

De Waag, ook wel het ‘Hoge Huus’ genoemd, is het oudste bierhuis van Nederland (1478) en neemt een prominente plek in Doesburg in. In de voorgevel in Nederrijnse gotische stijl, met grote trappen en pinakels, bevinden zich prachtige korfbogen boven de ramen. In de kelder steunen de ribloze kruisgewelven in het midden op twee gemetselde vierkante pijlers, ze behoren nog tot het oorspronkelijke werk.

Iedere stad diende in vroegere tijden een ‘Waag’ te hebben waarop andere zgn. wagen geijkt werden. Deze Wagen waren openbare weeghuizen waarin de evenaars en balansen voor het officiële afwegen werden opgesteld. De goederen werden van gemeentewege gewogen. Boven de weegruimte bevonden zich vaak, net zoals in dit pand, zalen en/of ruimtes voor bestuursleden.

Uit archieven blijkt dat er op deze plaats al in 1389 een gebouw stond. In 1707 werd de oude gevel afgebroken en vervangen door een tuitgevel. Voor- en zijgevel kregen een pleisterlaag. Tot 1943 was De Waag eigendom van de gemeente Doesburg. In de Tweede Wereldoorlog deed het pand enige jaren dienst als distributiekantoor. De Stichting tot Instandhouding van goederen en rechten van het huis Bergh uit ’s Heerenberg kocht het pand in 1947. De herbouw in de oorspronkelijke Nederrijnse gotiek vond plaats 1947-1949, waarbij de pleisterlaag geheel werd verwijderd.

Kosterstraat 19c

Foto door Peter Wouters

Lopend door de Kosterstraat, zou je niet vermoeden dat Kosterstraat 19 eigenlijk een intrigerend woonhuiscomplex is: drie panden uit begin 1500. Loop je door het poortje links van het woonhuis met nummer 19a, dan kom je op een sfeervol achtererf. Hier sta je onverwacht oog in oog met een intrigerend laatmiddeleeuws woonhuiscomplex dat gebouwd is op een binnen-erf en bestaat uit drie bouwdelen ofwel drie woonhuizen. Dit binnen-erf met de intieme sfeer van een begijnhofje doet vermoeden dat we hier te doen hebben met een middeleeuws stedelijk hof; het winterverblijf van een aanzienlijke familie.

Oorspronkelijk waren de achterliggende panden alleen bereikbaar via de voordeur van 19a en een brede gang naar de huizen 19b en 19c. De fraaie gevel van 19a aan de straatzijde is er in de vorige eeuw voorgezet. Het aardige poortje is van de hand van restauratie-architect Ovink en is ontstaan in 1978. Op de plaats waar nu het binnenpleintje is, stond in ieder geval in 1695 al een schuur. De aanzetten van de daken hiervan zijn in de gevels van 19b en 19c herkenbaar. In het verlengde van het poortje liep in de middeleeuwen een ‘kerkepad’, dat de huidige Kosterstraat verbond met het vroegere nonnenklooster (het huidige Arsenaal).

Foto door Peter Wouters

Woonhuis Kosterstraat 19c is uitgevoerd met een zadeldak tussen puntgevels. Bij een restauratie in de jaren tachtig is dit zestiende-eeuwse pand weer voorzien van de oorspronkelijke kruisvensters en topgevelvensters. Er waren namelijk nog resten zichtbaar van de oorspronkelijke natuurstenen kruisramen, wat leidde bij de restauratie leidde tot het terugbrengen naar het alleroudste stadium. Bij de restauratie van Kosterstraat 19b is gekozen voor een latere periode en zijn de raampartijen voorzien van een zesdelige indeling. Helaas zijn de panden 19a en 19b niet opengesteld.

Kosterstraat 23

Foto door Peter Wouters

Dit woonhuis kent een rijke geschiedenis en heeft verschillende bestemmingen gekend. Hoogstwaarschijnlijk deed het voor 1801 dienst als schuur van herberg ‘De Roode Leeuw’, gevestigd in de Kosterstraat 25. Voor 1832 heeft de toenmalige eigenaar een afscheiding laten maken tussen Kosterstraat 21/23 en Kosterstraat 25 (De Roode Leeuw). Het huis 21/23 werd in die dagen omschreven als ‘klein huis waarin vleeshouwerij en schuur onder één dak’. In 1866 wordt het dan weer vermeld als koetshuis en vanaf 1900 staat nummer 23 bekend als schuur/stal.

Dit pand was één van de laatste stadsboerderijen in de binnenstad van Doesburg, tot begin 1976 hebben de koeien hier op stal gestaan. Het hooiluik herinnert nog aan de tijd dat Kosterstraat 23 een stadsboerderij was.

Foto door Peter Wouters

De Gemeente Doesburg heeft in 1975/1976 in overleg met onder andere de Rijksdienst voor Monumentenzorg en de Provincie Gelderland restauratieplannen gemaakt voor de panden Kosterstraat 19, 21, 23 en 25. Deze restauraties zijn ook gerealiseerd. Vanaf 1981 is Kosterstraat 23 in gebruik als woonhuis.

Kosterstraat 27

Foto door Peter Wouters

Let op: dit pand is geopend vanaf 12.00 uur in plaats van 10.00 uur!

Deze voormalige achttiende-eeuwse stadsboerderij heette begin negentiende eeuw De Limoen. Destijds was het pand in gebruik als herberg. Herbergier Willem Kelderman had hier ook een danszaal die druk bezocht werd door Jan Soldaat. En de limoen, waar het pand naar vernoemd werd, is een citrusvrucht die wellicht toegevoegd werd aan een van de drankjes...

Uit de archieven blijkt dat hier in 1851 een smederij gevestigd was. Waarschijnlijk heeft de smid de naam gewijzigd in De Lamoen. Lamoen is immers een oud woord voor een boomstel waartussen een paard wordt gespannen.

Tien jaar later (ca. 1860)  vestigde zich hier een cichorei-fabriek. De cichorei-plant (de wortelstok) werd al in de Napoleontische tijd gebruikt als vervangingsmiddel voor koffie.

In de goede tijd werkten er in deze fabriek wel negen knechts. Tot 1950 is dit vervangings- of smaakverbeteringsmiddel voor koffie in zwang gebleven. Daarna werd de ons nog steeds bekende Buisman populair.

De voorgevel van Kosterstraat 27 stamt uit 1898, het pand werd in 1964 geheel gerenoveerd.

Kosterstraat 36

Foto door Peter Wouters

Je zou het nu niet meer zeggen, maar rond 1960 was Kosterstraat 36 ernstig in verval. Van de zestiende-eeuwse trapgevel was geen enkele trap meer aanwezig en het zeventiende-eeuwse werkhuisje stond vrijwel op instorten. Gelukkig werd dit historische woonhuis als een zgn. ‘sleutelpand’ gezien in verband met de ligging bij de Sint Maartenskerk. Daarom werd het in de jaren zestig ingrijpend gerestaureerd en gereconstrueerd onder leiding van restauratiearchitect C.A. Baart de la Faille. Bij de restauratie werden de negentiende-eeuwse gevelindelingen gehandhaafd, maar werd voor de vensters teruggegrepen op een achttiende-eeuwse roedenverdeling.

Het feitelijke hoofdhuis is opgezet als laatgotisch dwarshuis met hoog zadeldak, aan de westzijde aansluitend op een puntgevel en aan de oostzijde op een trapgevel met ezelsrugdekkingen. Het later aangebouwde werkhuisje stond lang bekend als ‘de smidse van Vossers’, omdat er een smederij in gevestigd was. Nog later stond het bekend als de fysiotherapiepraktijk van E.J.M. Smit.

Foto door Peter Wouters

Eind 2020 kreeg Kosterstraat 36 nieuwe eigenaren en werd het huis gemoderniseerd en verduurzaamd onder leiding van DuMo-adviseur Dijkoraad. Aan de oorspronkelijke indeling werd bijna niets veranderd. De zolder kreeg een isolerende schil (vloer, plafond en wanden) met lichtstraat, zodat het monumentale balkenplafond mooi zichtbaar is. Er werden voor diverse buitenmuren isolerende voorzetwanden geplaatst op basis van het ecologische isovlas. De ruimte tussen de vloer van de eerste verdieping en het plafond van de begane grond werd ingeblazen met cellulose-isolatie.

Alle ramen werden voorzien van op maat gemaakte en in kleur gespoten aluminium voorzetramen (vast, schuivend en scharnierend), die zowel warmte als geluid isoleren. De oude platenradiatoren werden vervangen door per kamer instelbare 0.Jaga lage temperatuur convectoren, waardoor het cv-water verlaagd wordt tot een lagere temperatuur (ca. 50 graden). Door de ingebouwde ventilatoren en de geringe waterinhoud zijn de kamers bovendien snel te verwarmen.

Lindewal / hoek Koepoortdijk (Theo Colenbranderplantsoen)

Foto door Peter Wouters

Als een kleurrijke sierschotel ligt het Theo Colenbranderplantsoen in de diepte van de voormalige stadsbewalling. Het plantsoen is geïnspireerd op de ontwerpen van, zo wordt gezegd, Nederlands eerste industrieel ontwerper; Theo Colenbrander (1841-1930).

De in Doesburg geboren kunstenaar trad op jonge leeftijd in dienst bij de Arnhemse architect Lucas Eberson, de latere chef-bouwmeester van Koning Willem III en won een prestigieuze architectuurprijs. Hij vertrekt naar Parijs om ervaring op te doen en raakt gefascineerd door de voor hem nieuwe vormentalen uit het Nabije en Verre Oosten.

Terug in Nederland lijkt een carrière als architect niet langer haalbaar en neemt hij in 1884 het aanbod aan om artistiek leider van de Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg te worden. Gedurende de daaropvolgende vijf jaar bepaalt Theo Colenbrander in hoge mate de vormen en decors van deze keramiekfabriek.

Foto door Peter Wouters

Net als veel van zijn tijdgenoten beperkte hij zich niet tot één discipline, maar ontwikkelde zich ook tot ontwerper van boekbanden, tapijten en interieurs; gewaagd door abstracte vormen en vernieuwend bonte kleuren, veelal met de natuur als inspiratiebron. Hoewel het werk van Colenbrander door veel tijdgenoten nauwelijks werd gewaardeerd, waren kenners, zoals de schilder Hendrik Frederik Mesdag en zijn vrouw Stientje, fervente verzamelaars.

In streekmuseum De Roode Tooren kun je een permanente expositie over Theo Colenbrander bezoeken.

Foto door Peter Wouters

Meipoortstraat 32

Foto door Peter Wouters

Dit pand dankt de naam ‘Huis Schoonhoven’ aan een uit Schoonhoven afkomstige familie, waarvan een zoon in het huis een apotheek begon en het huis de naam ‘Schoonhoven’ gaf.

In de achttiende en eerste helft negentiende eeuw was het pand in gebruik als herenhuis. Omstreeks 1800 bouwde men een nieuwe, als een klassieke lijstgevel opgezette voorgevel met geblokte hoekpilasters. De deur kreeg een klassieke omlijsting in empirevormen.

De bijzondere Gelderse ‘Hanze Gotiek’ topgevel siert de L-topgevel van het pand (zijde Zandbergstraat) en is zijn soort de fraaiste die Doesburg bezit, nog ontstaan in de tweede helft van de zestiende eeuw.

Foto door Peter Wouters

Deze topgevel bezit nog een muizentandlijst, profiellijsten en versierde overhoekse bakstenen pinakels op de vlakke delen van de in- en uitzwenkende topgevel. Het afdak voor het hijsluik is een wat ouder element. In de gevel zijn nog sporen van boogvensters herkenbaar.

In 1926 werd het pand een café, bekend onder de naam De Bierbron. Eind jaren vijftig verkeerde De Bierbron in bouwvallige staat. Gelukkig werd het pand in 1974 gered en hersteld. Op de topgevel keerden de bekroningen van de overhoekse pinakels terug.

Verder verschenen op het dak weer de gesloopte dakkapellen met frontons en klauwstukken. De voorgevel werd zoals toen gebruikelijk weer voorzien van achttiende-eeuwse  schuiframen, de jongere ramen in de zijgevel werden weggenomen en het metselwerk werd hersteld.

Meipoortstraat 39d (Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum)

Foto door Peter Wouters

In de loop van 2021/2022 is het Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum van Doetinchem naar het Gildehofje in Doesburg verhuisd. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was dit een wat desolaat binnenterrein. Rechts achterin was een grote garage voor vrachtauto’s.

In de Meipoortstraat bevonden zich twee garagebedrijven: op nummer 23 Van der Kolk (in baksteen staat in de gevel nog ‘garage’) en op de hoek van het huidige Gildehof garage Donderwinkel.

Donderwinkel bouwde in die tijd een rijtje garageboxen aan de linkerzijde op het terrein achter zijn bedrijf. Er kwamen echter nieuwe milieuregels en uiteindelijk werden beide garagebedrijven sloten.

Foto door Peter Wouters

In de grote garage rechtsachter kwam een horecabedrijf, speciaal voor bussen met dagjesmensen, maar tegenwoordig is dit een gezellig café. De garages aan de linkerkant ondergingen een ware metamorfose: nu huizen er kleine winkeltjes met snuisterijen.

In de laatste twee winkeltjes en de voormalige azijnmakerij is het Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum gevestigd. Aanvankelijk was het een museum over de geschiedenis van het openbaar vervoer, met name de GTW, de Gelderse Tramwegen in de Achterhoek.

Later is daar een collectie oud speelgoed bijgekomen, zoals spelletjes en poppenhuizen. Het speelgoed wordt gepresenteerd in vitrines die in nostalgische Dickensachtige omgeving zijn geplaatst.

Speciaal voor Open Monumentendag 2023 is het museum toegankelijk tegen gereduceerd tarief.

Meipoortstraat 59 (Galerie Art Deco)

Foto door Peter Wouters

De imposante trapgevel van Huis Optenoord is gereconstrueerd bij de ingrijpende restauratie van 1960. Het hoofdgedeelte van het huis is verdeeld in een hoog voorhuis en binnenhaard met insteekvloer.

Het huis heeft nog zijn oorspronkelijke laatmiddeleeuwse kap en bevat nog verschillende gotische sleutelstukken.

De achtergevel langs de Bergstraat werd, zoals blijkt uit jaartalankers in de gevel, aangebouwd in 1611.

Het buurpand Meipoortstraat 57, dat van oudsher bij het grote hoekhuis hoorde, werd verwoest in 1945 en daarna in 1964 in opdracht van Vereniging Hendrick de Keyser geprobeerd in de oude stijl terug te brengen.

Foto door Peter Wouters

Dit pand behoort tot de iconen van laatmiddeleeuwse bouwkunst in Doesburg.
In 1519 betaalde eigenaar Gerrit opten Oirde (Optenoort) voor het huisperceel en het oliemolenperceel. Vanaf 1515 was hij schepen, burgemeester en stadsrentmeester.

In 1550 heeft de oliemolen plaats gemaakt voor ‘een voederhuis’ mogelijk een stal. Vanaf begin zeventiende eeuw is het geheel in bezit van Adriaan van Bueckevoort. Er is dan sprake van een brouwerij met driekamerwoning (jaarankers 1611).

In 1832 is het geheel via schenking in bezit gekomen van de tuinman Bart Nieuwenhuis die er een rosmolen en grutterij stichtte. In de negentiende eeuw is het voorhuis verbouwd tot winkel. Vermoedelijk is omstreeks 1964 het voor- en achterhuis gesplitst en werd het voorhuis Meipoortstraat 59 een woonhuis waarvan het voorste deel een zakelijke bestemming kreeg. Aanvankelijk was dat als Fotografica Museum.

Galerie Art Deco

Nu is Galerie Art Deco er gehuisvest; de collectie Art nouveau en Art deco uit de periode 1900–1940 komt hier prachtig tot zijn recht.

Openingstijden van mei t/m september: donderdag-vrijdag-zaterdag van 13.00–17.00.
Van oktober t/m april: vrijdag en zaterdag van 13.00-17.00.

Meipoortwal 1 (begraafplaats, poortgebouw)

Foto door Peter Wouters

In 1829 werd het begraven in de kerk (voor de rijken) en rond de kerk (voor de minder gegoeden) verboden. Plaatsen met meer dan duizend inwoners moesten buiten de bebouwde kom een begraafplaats aanleggen. Zo ontstond op een afgegraven bastion van de al niet meer in gebruik zijnde vestingwerken de algemene begraafplaats.

Het poortgebouw heeft een neoklassiek uiterlijk: vier halve zuilen eindigend in Dorische kapitelen en daarboven een architraaf waarop een fries met trigliefen (drie verticale strepen). Onder het dak bevindt zich een horizontale kroonlijst. Aanvankelijk werden de overledenen in dit poortgebouw opgebaard, later was er sprake van een koeling elders. Nu is het monumentale poortgebouw opslagplaats voor de plantsoenendienst.

De begraafplaats is in noordwestelijke richting steeds uitgebreid en nog in gebruik. Het poortgebouw en de cirkel oude graven erachter hebben de status rijksmonument. Ook de imposante rode beuk was een rijksmonument. Hij stond aan de oostkant van de cirkel, maar doorstond de tand des tijds niet. De stam echter werd een kunstwerk: drie rouwende mensen houden elkaar vast in hun verdriet.

Nieuwstraat 5-7 (kapelmuur)

Foto door Peter Wouters

Op deze plek stond de kapel van een nabij klooster: het Kleine Convent of Sint Catharine op den Berg. Het nonnenklooster ontstond in 1430 en behield zijn functie tot 1572. Doesburg was toen nog in Spaanse handen, maar de Staatse troepen veroverden de stad. Ze werden snel weer verslagen door de Spanjaarden, maar in 1586 namen de Staatse troepen de stad opnieuw in. Doesburg was daarna voorgoed in Staatse handen en het protestantisme werd staatsgodsdienst.

Die troepen onder Leicester – van je ‘vrienden’ moet je het niet hebben – plunderden en vernielden. Ze richtten hun agressie ook op dit klooster: de nonnen werden verdreven (het kon nog erger) en hun klooster verwoest. De kapel werd gespaard, maar stond daarna leeg. In 1668 was de kapel in verval, veel materiaal was al elders hergebruikt en wat restte werd afgebroken. De noordmuur echter was perceelsgrens geworden en bleef behouden. Kijkend vanaf de garage sta je in de kapel. De muur eindigt rechts, maar buigt daar al wat naar je toe: daar was het koor.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw dreigde de muur volledig in verval te raken. De Stichting Stadsherstel had tot dan huizen in slechte staat aangekocht, met veel subsidie gerestaureerd en met flinke winst verkocht. In 1993 besloot zij ‘om niet’ deze muur zodanig te restaureren dat verder verval werd uitgesloten. Zo werd deze ruïne ‘verduurzaamd’.

De garage laat op Open Monumentendag 2023 de kapelmuur vrij voor bezichtiging en als je het poortje doorgaat zie je de andere zijde van deze muur: van daar liepen, vijfhonderd jaar geleden, de nonnen vanuit hun klooster de kapel in om de mis te bezoeken, hun kapel.

Nieuwstraat 13

Foto door Peter Wouters

Deze voormalige stadsboerderij heeft een langgevel-opzet; de nok van het dak loopt parallel aan de straat. Het linkerdeel van het gebouw, met de grote schuurdeuren, deed dienst als ‘deel’. In het rechterdeel is het woonhuis gesitueerd. Bijzonder is het hooiluik boven de voordeur. In de twintigste eeuw is de voorgevel gemoderniseerd en is het stalraam geplaatst. In de jaren 2020-21 is dit rijksmonument schitterend gerestaureerd en werden de oorspronkelijke kleuren (crème wit en rijtuiggroen) weer toegepast. Ook zijn de oorspronkelijke voordeur en het schuifkozijn rechts in oude staat hersteld.

De Nieuwstraat ligt in een hooggelegen deel van de oude stad, in vroeger tijden ook wel aangeduid als ‘Op den Bergh’. Van oudsher stond er een lange rij huizen aan de westelijke zijde van de straat welke grotendeels als bijgebouw fungeerden van de grote herenhuizen aan de Koepoortstraat.

Tot 1885 behoorde deze voormalige stadsboerderij bij het kapitale pand Koepoortstraat 44, waar later het kantongerecht werd ondergebracht. In de enorme achtertuin stond een koeienstal en tot ongeveer 1950 werden de koeien dagelijks via deuren van de deel de straat op geleid om vervolgens door de ‘Koepoort’ de stad te verlaten en te weiden op de stadsweiden buiten de stadsmuur.

Paardenmarkt (kruidentuin)

Foto door Peter Wouters

Een grasveldje was het, een veldje waar de jongens uit de buurt een balletje schopten en buurtbewoners hun hond uitlieten. Een plekje aan de Paardenmarkt in het historische centrum van Doesburg, pal naast het mooie eeuwenoude ‘Vicarissenhuis’. Maar in 1993 gebeurde er iets...

Een paar Doesburgers hadden een droom: het grasveldje veranderen in een kruidentuin. Zij richtten de ‘Stichting Vrienden van de Kruidentuin’ op, slaagden erin het gemeentebestuur enthousiast te maken, kregen de gemeentegrond te leen en begonnen aan de klus.

Aan de hand van een zelfontworpen schets werd een aanvang gemaakt voor het aanleggen van de tuin.

Foto door Peter Wouters

Het eerste idee was al briljant: de met de hand gestoken plaggen van het grasveld werden gestapeld tot een zodenbank. Meer dan duizend buxusstruikjes werden geplant in een geometrisch patroon dat aan de tuinen van oude landgoederen deed denken.

Rozenstruiken vonden langs de muren een plaats en de vele geplande kruidenplanten kregen ook hun plek. Daarna kon het alleen nog maar completer en mooier worden. Uiteindelijk werden er zelfs comfortabele tuinzitjes geplaatst, waar met mooi weer bezoekers hun lunchpakket kunnen nuttigen.

Wie iets van kruiden weet, zal tijdens het rondwandelen in de tuin, aardperen, muntsoorten, barbarakruid en mierikswortel herkennen. Maar kennis is niet nodig om te genieten van deze mooie en altijd boeiende tuin, die in stand wordt gehouden door de Vrienden van de Kruidentuin.

Foto door Peter Wouters

Paardenmarkt 14

Foto door Peter Wouters

Dit laatmiddeleeuwse huis, het voormalig Vicariehuis, is recent gerestaureerd en verbouwd tot woonhuis. Het bakstenen dwarshuis heeft een zadeldak tussen puntgevels met schoorstenen. De brede aanbouw heeft een lessenaarsdak.

Wat opvalt aan de voorgevel zijn het klokkenstoeltje met de klok, het beeldje boven de voordeur, de persiennes (luiken) aan de ramen van de eerste verdieping, de bouwsporen boven de ramen en de afwerkbeugels met rozetten van de regenwaterafvoer. De schuifvensters hebben een achttiende-eeuwse roedeverdeling. In het metselwerk van de topgevels zie je laatmiddeleeuwse ezelsruggen; in dat van de aanbouw is boerenvlechting te zien.

Van de huidige eikenhouten kapconstructie behoren vier zware gebinten nog tot de oorspronkelijke opzet. De onderdelen hiervan zijn gemerkt en genummerd met telmerken.

Al in 1405 stond het huis ter beschikking voor de vicarissen van Sint Catharina, Sint Jacob en Sint Nicolaas, die allen altaren hadden in de Martinikerk. Uit die periode dateert de  wandschildering met de voorstelling van Christus aan het kruis en Maria.

Na de reformatie aan het eind van de zestiende eeuw vervielen de rooms-katholieke bezittingen aan de stad Doesburg. Er volgde in 1611 een ingrijpende verbouwing om het huis geschikt te maken als ambtswoning voor de tweede predikant.

Foto door Peter Wouters

In de achttiende eeuw werden verschillende oude bakstenen kruis- of kloostervensters vervangen door ‘moderne’ schuiframen met kleine ruitjes. In 1965 kwam het huis via de gemeente in het bezit van de Remonstrants Gereformeerde Gemeente. Het verkeerde in slechte staat en er was wederom een ingrijpende restauratie noodzakelijk, die in 1970 gereed kwam. De grote ruimte op de begane grond werd een kerkzaal.

De werkzaamheden van de recent uitgevoerde restauratie hebben veel nieuwe gegevens en bouwsporen opgeleverd over de ouderdom en ontstaansgeschiedenis van dit pand. Het is verbouwd naar de maatstaven van deze tijd, maar met behoud van de historische waarde.

Roggestraat 2 (stadhuis)

Foto door Peter Wouters

Het huidige stadhuis bestaat uit vier delen: het oude Schepenhuis (Koepoortstraat/Roggestraat), Hof Gelria (Koepoortstraat), het Wijnhuis (Roggestraat/ Ph. Gastelaarsstraat) en de nieuwbouw in oude stijl (Ph. Gastelaarsstraat).

Bij het Schepenhuis, het Wijnhuis en Hof Gelria zijn duidelijke kenmerken aanwezig van Nederrijnse baksteen gotiek met trapgevels, korfbogen en (deels) pinakels. De Bentheimer zandstenen poort aan de Roggestraat is de ingang voor officiële gelegenheden, zoals trouwerijen. In de achtergevel van het Wijnhuis is de oorspronkelijke ingang in de dichtgemetselde gevel nog te zien.

In 1237 kreeg Doesburg stadsrechten. Het stadhuis stond toen al op de huidige plaats. In 1389 werd het afgebroken en opnieuw opgebouwd; het oude Schepenhuis. In 1420 verrees achter het Schepenhuis het Wijnhuis.

Foto door Peter Wouters

In 1663 werden beide panden met elkaar verbonden. Toen ontstond de hal, die vroeger wandelplaats was. De huidige raadszaal fungeerde als gerechtshof. De raadszaal kreeg een fraaie schouw met een boezem met de voorstelling van het Salomonsoordeel in stucwerk, uitgevoerd door Robert Middewinter.

De spreuk op de schouw verwijst nog naar de rechtspraak: ‘Dit huis haat vijandschap, straft de misdaad, bemint de vrede, bewaart de rechten en eert de rechtvaardigen’.

In 1813 en 1938 vonden grootschalige restauraties plaats. In 1969 werd Hof Gelria bij het stadhuis gevoegd. De nieuwbouw kwam gereed in 1996.

Foto door Peter Wouters

Roggestraat 12 (goud- en zilversmederij Blok)

Foto door Peter Wouters

Dit zeventiende-eeuwse pand heeft een negentiende-eeuwse voorgevel, destijds was er al een ingang in het midden van dit winkelpand. Het pand is waarschijnlijk gebouwd als woonhuis met oorspronkelijk een schilddak. Rond 1800 werd het bestaande schilddak vervangen door een mansardekap (geknikt dak). Het huis kende een variëteit aan bewoners: onder andere een smid (ca. 1815) en een dienstmeid (1832). In de twintigste eeuw werd het vooral gebruikt als winkel/woonhuis. Voor de Tweede Wereldoorlog was er een Joodse slagerij in gevestigd; de granitovloer dateert uit deze periode.

Voor het pand liggen twee struikelstenen met de namen van de vroegere Joodse bewoners: Abraham Meijers en Johanna Meijers-Walg. Struikelstenen zijn gedenktekens voor de woonhuizen van mensen die door de nazi's zijn verdreven, gedeporteerd of vermoord.

In de jaren 1980-1984 vond ‘De Vlinderboom’, een vrouwenbeweging die was voortgekomen uit de Rode Vrouwen van de PvdA/Doesburg), hier onderdak. Daarna was het pand een atelier van een beeldend kunstenaar.

Sinds 1993 wonen en werken goud- en zilversmeden Annet en Marcel Blok in dit pand, de begane grond is ingericht als atelier/verkoopruimte. Annet maakt unieke sieraden met en zonder edelstenen, Marcel ontwerpt en vervaardigt objecten en zilverwerk. Dikwijls worden in overleg met klanten objecten of sieraden ontworpen en vervaardigd.

Roggestraat 9-13 (streekmuseum ‘De Roode Tooren’)

Foto door Peter Wouters

Dit grote hoekpand dateert uit ca. 1790 en deed dienst als een voor die tijd moderne en ruime gevangenis. In het oostelijk deel bevonden zich zes cellen; drie boven en drie beneden. Slechts de tralies herinneren aan deze bestemming van het gebouw.

In veel middeleeuwse steden werden gevangenistorens ook wel ‘Roode Toorens’ genoemd. Waarschijnlijk werd met ‘rood’ echter niet de kleur van baksteen bedoeld, maar de kleur van bloed.

In 1673 bliezen de Franse troepen in Doesburg de stadspoorten op, compleet met de nog aanwezige muren en torens. Doesburg zat toen zonder gevangenis, zonder ‘Roode Tooren’. Aanvankelijk kon de ruimte onder het stadhuis dienst doen als gevangenis.

Foto door Peter Wouters

In 1707 werd het pand op de hoek van de Kleine Kerksteeg en de Roggestraat aangekocht en verbouwd als gevangenis. In de volksmond heette het al snel ‘De Roode Tooren’.  Maar nog geen tachtig jaar later was het pand zo bouwvallig, dat er geen gevangenen meer ondergebracht konden worden.

De boel werd gesloopt, het ernaast gelegen pand werd aangekocht en in 1789 verrees er een nieuwe gevangenis. Behalve de zes cellen bevonden zich hier ook een woning voor de cipier, een examineerkamer en een gijzelkamer. Pas in 1889 werd het ‘kantonaal huis van bewaring’ opgeheven.

In 1890 vond een grondige verbouwing plaats. De gemeente had besloten de voormalige gevangenis in te richten als ‘politiewacht met woning van den hoofdagent’. De politie verliet het pand in 1975 en hiermee verdwenen ook de laatste twee cellen!

Nu huist het streekmuseum in het pand: na een verbouwing werd in 1977 museum ‘De Roode Tooren’ feestelijk geopend. In het pandje waar momenteel de ingang is (nummer 13), bevond zich vroeger een koosjer slagerijtje. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde zich er een poelier en daarna een winkel met hengelsportartikelen. In 1987 is dit pandje gerestaureerd en bij het museum gevoegd.

Tijdens Open Monumentendag 2023 kun je de tentoonstelling over Jan Beijer (1703-1780) bezoeken; Beijer tekende veel stadsgezichten, waaronder Doesburg. Interessant is ook de permanente tentoonstelling over Theo Colenbrander, Nederlands eerste industrieel vormgever die in Doesburg werd geboren.

Turfhaven 1 (Loc 17)

Foto door Peter Wouters

Deze oude havenloods is gebouwd voor de overslag van goederen tussen de scheepvaart en het regionaal stoomtramvervoer naar Doetinchem en Dieren. Later werd de tramlijn doorgetrokken naar Arnhem. Gedurende de jaren 1920 en 1930 nam het regionale goederenvervoer per smalspoorverbinding flink toe.

Om aan de groeiende behoefte aan overslagruimte te voldoen, is in opdracht van de GTM (Gelderse Tramweg Maatschappij) vermoedelijk in 1932 de loods aan de Turfhaven gebouwd, compleet met een 32tons portaalkraan aan de kade. Deze werd in 1938 vervangen door twee moderner exemplaren, de huidige portaalkraan op de kade is in 1970 opgeleverd.

Foto door Peter Wouters

Nadat het goederenvervoer per stoomtram werd gestaakt, werd ten oosten van de loods een betoncentrale gevestigd, later Beton Centrale Doesburg geheten, die de loods gebruikte voor de opslag van grondstoffen. In 2010 stopte de betoncentrale zijn activiteiten en kwam het historische haventerrein ter beschikking. Na tien jaar heeft de schitterende havenloods Loc 17, de naam voor de tramlocomotief die Doesburg als standplaats had, eindelijk een nieuwe functie.

In het interieur van Loc 17 vind je fraaie metalen spanten. De huidige eigenaar heeft er een spiegeltent geplaatst. Kenmerkend voor de loods zijn ook de opvallende groene schuifdeuren, gemaakt van Douglasbalken. Vanaf het terras van Loc 17 heb je mooi uitzicht over de IJssel en de in 2015 herstelde Turfhaven, een indrukwekkend stukje industrieel erfgoed.

Foto door Peter Wouters

Veerpoortstraat 10

Foto door Peter Wouters

Dit pand bestaat uit een voorhuis en een achterhuis. De lijstgevel is gepleisterd en voorzien van een gootlijst op geprofileerde klossen. De plank daaronder is aangebracht om te voorkomen dat afval van de zwaluwnesten de gevel bevuilt. Op de begane grond zit rechts de voordeur en links een raam. Evenals de twee schuiframen op de eerste verdieping zijn dit ramen met een veelruitsverdeling. Ook het achterhuis heeft drie schuiframen met een veelruitsverdeling (een beneden, twee op de eerste verdieping) . In het raam boven de voordeur is een Kamper koggeschip te zien.

Het pand kent een chaotische historie. Het voor- en het achterhuis zijn in de zestiende-eeuw gebouwd door het Gasthuis van Doesburg. Het is niet duidelijk wanneer de twee huizen zijn samengevoegd. Pas in 1832 geeft het kadaster aan, dat de percelen van één eigenaar zijn. In de negentiende en twintigste-eeuw is het pand herhaaldelijk aangepast; zo kreeg het in 1881 en in 1924 een nieuwe winkelpui.

Foto door Peter Wouters

Vanaf 1960 komt het pand, zoals zoveel huizen in de Veerpoortstraat, voor op de lijst ‘onbewoonbaar verklaarde woningen’. In deze periode is het achterhuis en het erf een onderdeel van Veerpoortstraat 12 (met uitzondering van de kelder).

Architect Heineman, bekend van de herbouw van de Martinikerk, heeft in 1973 een restauratieplan gemaakt. De restauratie van nummer 10 was gebaseerd op de situatie van voor 1881. Deze herbouw voorzag in een hernieuwde samenvoeging van voor- en achterhuis met een verbinding door middel van een straatje op de begane grond en op de eerste verdieping. De binnenplaats achter het voorhuis veranderde in een patio tussen voor- en achterhuis. De restauratie is pas in 1980 gerealiseerd. In 1975 zijn voor- en achterhuis namelijk afgebrand, waarbij ook Veerpoortstraat 12 veel schade opliep.

Sinds 1724 staat het voorhuis te boek als ‘’t Scheepken’, volgens de overlevering een schipperscafé. Ter herinnering daaraan is een Kamper koggeschip vastgelegd in het glas-in-loodraam boven de voordeur (gemaakt door Hans van Waardenburg).

In 2018 heeft de verbinding tussen voor- en achterhuis een facelift gekregen in de vorm van een glazen overkapping. Hiermee is een nieuwe centrale ruimte gecreëerd met behoud van de karakteristieke negentiende-eeuwse indeling en dimensionering van de restauratie in 1980.

Veerpoortstraat 14-18 (Van Brakellhofje)

Foto door Peter Wouters

Oorspronkelijk bevond zich op dit terrein tussen de Veerpoortstraat en de Waterstraat een huis van de Broeders van het Gemene Leven, die in 1426 uit Zwolle naar Doesburg waren gekomen.

Toen deze Fraters het huis in 1446 verlieten, kreeg  het een bestemming voor armlastige weduwen, voor wie een weldadige stichting in het leven werd geroepen. Het poortje links naast Veerpoortstraat 20, het zogenaamde Saterspoortje, gaf toegang tot dit Weduwenhuis. Aan de westkant van het hofje is nog steeds een muur van het Weduwenhuis te zien.

In 1811 werd het Weduwenhuis verplaatst en kwam het huis in bezit van stadscommandant luitenant-kolonel W. de Vaynes van Brakell, wiens geslacht afkomstig was uit de Franse regio Dauphiné. In 1813 bracht hij, met gevaar voor eigen leven, de Franse bezetters tot bedaren door een kolonelshoed met de Franse kokarde (een onderscheidingsteken in de nationale kleuren op hoed of muts) op te zetten, waarmee hij een beroep deed op het Franse eergevoel. Hij voorkwam de plundering van de stad en werd de naamgever van het hofje.

Foto door Peter Wouters

In 1870 werd achterin op het terrein een rooms-katholieke jongensschool gevestigd. Het hekwerk met de bakstenen pijlers aan de straatkant behoorde bij deze school, die in 1971 werd afgebroken ten gunstige van het huidige Van Brakellhofje.

Tussen 1964 en 1967 werd voor pand nummer 18 een sloopvergunning aangevraagd, maar deze werd geweigerd. Ongeveer in dezelfde periode werd Veerpoortstraat 14 onbewoonbaar verklaard. Op het voormalige schoolterrein werden de huizen Veerpoortstraat 14a, 14b en 14c gebouwd, waardoor een hofje ontstond. De kastanjebomen en het toegangshek bleven staan.

Het Van Brakellhofje behoort tot de Gestichten Doesburg.

Veerpoortstraat 20 (ommuurde stadstuin)

Foto door Peter Wouters

Dit huis is helaas niet opengesteld, maar u bent van harte welkom in de intieme stadstuin, die bereikbaar is via het gemetselde poortje links van het huis. In de poortboog zie je een zandstenen sluitsteen, versierd met een gebeeldhouwde saterskop uit de zeventiende eeuw. In de gang of steeg naar de tuin zijn ook de zeer fraaie korfboognissen van de zijgevel van Veerpoortstraat 22 te zien.

Veerpoortstraat 20 is opgezet als dwarshuis met een verdieping en een hoog oprijzend zadeldak tussen bakstenen puntgevels aan de zijkanten. De voorgevel heeft de in Doesburg veel voorkomende opzet van een gepleisterde lijstgevel met vensters en voordeur in empiretrant.

Foto door Peter Wouters
Foto door Peter Wouters

De details van de schuiframen met hun slanke roeden en de omlijstingen, alsmede  de vormgeving van de deur, dateren uit 1850-1860. De steile helling van de kap duidt echter op een hogere ouderdom. Bovendien is het metselwerk van de puntgevels met vlechtingen langs de schuine zijden zeventiende-eeuws van karakter. Vermoedelijk bezat het huis oorspronkelijk geen verdieping, ten hoogste een lage insteekverdieping. De hoogte van de huidige begane grond is voor een zeventiende-eeuws huis namelijk te laag te noemen. In 1819 vormde dit huis al een zelfstandige kavel. De gang bestond toen al en verleende toegang tot het voormalige Weduwenhuis, dat op de plek stond van het huidige Van Brakellhofje.

Foto door Peter Wouters

Veerpoortstraat 30

Foto door Peter Wouters

Dit typerend binnenstadhuis ‘De Coerenblom’ werd gebouwd in 1635. Onder het huis is een oude gewelfde kelder en het achterste deel is waarschijnlijk later als achterhuis aangebouwd. Het huis heeft al lang een lichtblauwe gevel, een kleur die zou kunnen verwijzen naar de hemel en naar Maria.

Op het huis is een gevelsteen geplaatst; ‘De Coerenblom’, symbool voor Maria, gemaakt door Pieter Snijders, een vorige bewoner. Het huis heeft een zadeldak en de schuiframen in de voorgevel zijn dit jaar in ere hersteld met isolerende ruiten. Achter het huis is een binnentuin.

Het huis is in de afgelopen jaren intensief verduurzaamd: de muren, vloeren, ramen en het dak zijn geïsoleerd, er is een warmtepomp geplaatst en er liggen zonnepanelen op het dak. Met behoud van het karakter van het oude pand is het aangepast aan het wooncomfort van deze tijd.

Foto door Peter Wouters